Overzicht Nieuws

Onze advocaten schrijven regelmatig artikelen over interessante uitspraken of actuele thema’s. Daarnaast schrijven zij ook regelmatig over specifieke thema’s.

Voor  het onderwerp controle in de zorg is een aparte blog. Overige nieuwsberichten treft u hieronder aan.

  •  

    Twijfel over werkdruk huisartsen?

    Af en toe wordt je ermee geconfronteerd dat je als jurist toch iets anders naar de wereld kijkt. Want waar een gemiddeld mens een koffieautomaat ziet, ziet een jurist een machine die geautomatiseerd koopovereenkomsten sluit. En zie je het huwelijk uitsluitend als een romantische aangelegenheid? Of kan je het niet helpen dit ook te zien als het aangaan van een overeenkomst met wel een heel dik pak algemene voorwaarden? Juristen, althans sommige onder ons, kijken met een andere blik naar zaken. Ik moet dan altijd denken aan mijn oma en de cryptogrammen waar ze erg goed in was: “Je moet gewoon om een bochtje denken.” En dat is eigenlijk wat juristen ook doen. Die denken en kijken om een bochtje. Om een bochtje kijkend lees ik het Hoofdlijnenakkoord voor de huisartsenzorg. En vrijwel direct valt mijn oog op de passage over de werkdruk. In dit akkoord staat namelijk dat er iets gedaan moet worden aan de door huisartsen ervaren werkdruk. Ik weet niet of u huisartsen kent of niet, maar mijn ervaring is dat ze het echt druk hebben. Dus dan vraag ik mij gelijk af, waarom staat er ervaren werkdruk en niet gewoonweg werkdruk? Het toevoegen van het woordje ervaren wekt toch de indruk dat de meningen daar over verdeeld waren en dat iemand aan de onderhandelingstafel eigenlijk vond dat de huisartsen aan het zeuren waren. Vergelijk deze twee voorbeelden maar eens in de setting van een functioneringsgesprek van een werknemer die heeft aangegeven het erg druk te hebben. “We zullen kijken wat wij kunnen doen aan de werkdruk.”, of: “Wij zullen kijken wat wij kunnen doen aan de door jou ervaren werkdruk.” Dat laatste is toch iets subjectiefs. Er wordt afstand gecreëerd en of de werkdruk hoog is, is geen gemeenschappelijk standpunt meer. Dat roept de vraag op wie het woordje ‘ervaren’ aan het Hoofdlijnenakkoord heeft toegevoegd. Indien dit uit de pen komt van de huisartsenvertegenwoordigers, dan kan dit voor de huisartsen positief zijn, want dan zou men daarmee hebben willen aangeven dat het niet van belang is of de huisartsen objectief kunnen aantonen dat de werkdruk te hoog is, maar dat het afdoende is dat de huisarts dat als zodanig voelt. Maar als het komt uit de koker van een van de andere vertegenwoordigers, dan kan dit er op wijzen dat er toch een verschil van inzicht is ten aanzien van de werkdruk van huisartsen, maar dat men daar voor nu in heeft willen berusten. Als dat laatste het geval is, dan is de huisarts volgens het onderhandelaarsakkoord tot 2022 gered, maar daarna is het afwachten en moet hij er rekening mee houden dat hij zijn borst nat kan maken.
  •  

    Voorbehouden behandelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

    De IGJ let bij haar inspecties in 2018 in het bijzonder op de vraag of er sprake is van ‘behandelingen door een onbevoegd of onbekwaam behandelaar, al dan niet via taakdelegatie.’ Het is dus ook dit jaar zaak om goed op een rijtje te hebben wie binnen de praktijk bevoegd is welke handelingen uit te voeren. Over voorbehouden handelingen en bevoegdheidsvraagstukken bestaat, ter bescherming van de patiënt, zeer gedetailleerde wet- en regelgeving. De belangrijkste zaken op een rij. De Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) zal in 2018 meer aandacht besteden aan risicotoezicht binnen de mondzorg, zo is te lezen in het werkplan 2018 dat door IGJ is gepubliceerd. Volgens de IGJ neemt het aantal praktijken dat werkt met het zogenoemde ‘meerstoelenconcept’ de laatste tijd sterk toe. Bij dit concept staat taakdelegatie centraal en werken meerdere assistentes onder supervisie van een tandarts. De Inspectie signaleert daarbij meerdere risico’s, onder andere met betrekking tot bekwaamheid van personeel en de onbekendheid met regelgeving over bekwaamheid. Volgens IGJ kunnen deze ontwikkelingen de door patiënten ervaren kwaliteit beïnvloeden. In haar toezichtstrategie formuleert de IGJ dan ook dat zij wil stimuleren dat veldpartijen normen voor taakdelegatie en bekwaamheid verder ontwikkelen. Wet & regelgeving voorbehouden handelingen In de wet is vastgelegd dat bepaalde medische handelingen voorbehouden zijn aan specifieke (beschermde) beroepstitels. De genoemde voorbehouden handelingen zijn van zodanige aard, dat het als onveilig wordt geacht als deze worden uitgevoerd door onbevoegden. Denk hierbij aan het geven van een injectie of het toepassen van defibrillatie. De regelgeving omtrent de voorbehouden handelingen is te vinden in de wet Beroepen op de Individuele Gezondheidszorg, de wet BIG. Op grond van artikel 36 van de wet BIG hebben ook tandartsen zelfstandige bevoegdheid tot een aantal van die voorbehouden handelingen, te weten: Het geven van injecties Het onder narcose brengen Het gebruik van radioactieve stoffen en ioniserende straling (mits wordt voldaan aan de Kernenergiewet). Heelkundige handelingen Het voorschrijven van UR (Uitsluitend op Recept) geneesmiddelen NB: tandartsen zijn dus – logischerwijs – niet bevoegd tot het uitvoeren van de andere voorbehouden handelingen die genoemd worden in wet BIG, zoals bijvoorbeeld het verrichten van een catheterisatie. Deze opsomming geeft de tandarts daarnaast niet de bevoegdheid de handelingen zonder meer uit te voeren, de voorwaarde is dat handeling valt binnen het domein van de tandheelkunde. Niet alle verrichtingen die binnen een tandartspraktijk plaatsvinden worden genoemd in artikel 36 wet BIG. Handelingen zoals het verwijderen van tandsteen, het reinigen van het tandvlees of het stellen van een diagnose staan niet opgesomd in dit artikel. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de tandarts deze niet mag uitvoeren, het betekent slechts dat niet alleen de tandarts gerechtigd is tot de uitvoering. Taakdelegatie naar niet-tandartsen Om meer aan te sluiten op de dagelijkse praktijk, is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan dat anderen, bijvoorbeeld tandartsassistenten, de voorbehouden handelingen uitvoeren in opdracht van de tandarts. De wet en de IGJ stellen bepaalde voorwaarden aan deze zogenoemde “opdrachtrelatie”. Voorwaarden uitvoering in opdracht De zelfstandig bevoegde opdrachtgever, in dit geval de tandarts, geeft de opdracht. Belangrijk is dat de opdracht per patiënt wordt gegeven, inclusief eventuele instructies. De uitvoering van de opdracht moet door de tandarts worden geëvalueerd. De tandarts dient zich ervan te overtuigen dat de opdrachtnemer bekwaam genoeg is de handeling uit te voeren. Deze bekwaamheid zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit een diploma of certificaat. Enkel een verwijzing naar een interne instructie of werkervaring volstaat daarbij niet. De IGJ stelt dat er bij een interne opleiding tenminste toezicht door professionals uit het opleidingscircuit moet zijn geweest. Andersom wordt ook van de opdrachtnemer verwacht dat hij binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen blijft. Hij moet zichzelf in staat achten de opdracht tot een goed einde te brengen. De tandarts dient beschikbaar te zijn voor toezicht of tussenkomst. Of dit altijd een fysieke nabijheid – de tandarts bevindt zich in de praktijk – vereist, is niet in de wet uitgewerkt. Het uitgangspunt van de wetgever was dit af te laten hangen van de aard van de omstandigheden, zoals de aard van de opdracht en de opdrachtnemer. In diverse tuchtuitspraken is door de tuchtrechter geoordeeld dat in die specifieke omstandigheden telefonische bereikbaarheid niet voldoende was om aan de voorwaarden voor ‘toezicht of tussenkomst’ te voldoen. Die uitspraken zeggen echter alleen iets over de noodzaak van fysieke aanwezigheid in die betreffende omstandigheden. Nog niet duidelijk is of de tandarts in alle omstandigheden in de praktijk moet zijn. In beginsel lijkt echter wel te kunnen worden gesteld dat fysieke nabijheid een voorwaarde is waaraan moet worden voldaan. De patiënt moet ervan op de hoogte zijn dat diegene die hem helpt niet zelfstandig bevoegd is. De patiënt moet toestemming geven voor het uitvoeren van de handeling door de niet-zelfstandig bevoegde. Handhaving en sancties Wanneer de IGJ – bijvoorbeeld in het kader van de door haar uitgevoerde controles – vaststelt dat de voorwaarden met betrekking tot de uitvoering in opdracht niet (voldoende) in acht zijn genomen, kan dit leiden tot het opdragen van verbetermaatregelen. Ook heeft de IGJ de bevoegdheid over te gaan tot bestuursrechtelijke maatregelen, zoals een boete, verscherpt toezicht, een aanwijzing of een bevel. In bepaalde gevallen kan de IGJ ook een tuchtprocedure initiëren. Kortom: maatregelen die u of uw praktijk behoorlijk kunnen schaden. Om dergelijke maatregelen te voorkomen is het raadzaam de taakdelegatie binnen uw praktijk onder de loep te nemen. Dat geldt eens te meer gelet op de nieuwe regels voor IGJ, waardoor IGJ sneller en meer informatie zal moeten publiceren over door haar uitgevoerde controles. Dit artikel verscheen tevens op dentalinfo.nl
  •  

    "Ongecontracteerd" is niet per definitie "slecht"

    In de berichtgeving van de afgelopen tijd lijkt een terugkerend thema dat wij van ongecontracteerde zorgaanbieders af moeten. De premisse is dat ongecontracteerde aanbieders niet voor niets ongecontracteerd zullen zijn. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat het gaat om aanbieders die slechte kwaliteit leveren of nodeloos duur zijn. Ook de minister doet vrolijk mee en geeft aan dat hij wat wil doen aan de ongecontracteerde aanbieders, ook al is nog niet duidelijk wat. Natuurlijk zullen er ongecontracteerde zorgaanbieders zijn die slechte zorg leveren en/of de kosten nodeloss opjagen. Maar dat zal bij gecontracteerde aanbieders niet anders zijn. Wat er nu ontstaat is berichtgeving die de richting op gaat van propaganda tegen ongecontracteerde aanbieders en daar heb ik moeite mee. Want zorgaanbieders zonder contract kunnen heel goede redenen hebben om zonder contract te werken. Ik noem er een aantal. Afdoende zorg ingekocht Allereerst de zorgaanbieders die uitstekende zorg leveren, vernieuwend zijn maar die gewoonweg geen contract krijgen omdat de zorgverzekeraar van mening is dat er afdoende zorg is ingekocht. Dat gebeurt inmiddels steeds vaker onder het mom van ‘selectieve inkoop’. Te klein voor een contract Dan zijn er de zorgaanbieders die de zorgverzekeraar niet wil contracten omdat deze uit beleidsoverweging heeft besloten om geen contract meer aan te bieden aan kleinere organisaties. Zijn deze daardoor slecht? Geen contract vanwege te laag budget Dan zijn er de organisaties die van de verzekeraar een zodanig laag budget krijgen dat zij niet de benodigde zorg kunnen leveren aan hun patiëntenpopulatie en op voorhand weten dat zij dat jaar geen enkele nieuwe patiënt meer kunnen aannemen: de omzetplafonds. Deze zorgaanbieders kiezen er dan voor om genoegen te nemen met de een lagere vergoeding, want veelal krijgen zij daardoor 25% minder betaald. Dit laatste probleem onderkent staatssecretaris Blokhuis overigens ook, want hij verlangt dat  de NZa en IGJ gaan toezien of verzoeken tot ophoging van het omzetplafond niet onterecht worden afgewezen. Het is dan wel weer opmerkelijk om te zien dat de minister juist weer iets wil doen aan de zorgaanbieders die er voor kiezen om genoegen te nemen met 75% van het tarief en de resterende 25% - de restitutiekorting – niet bij de patiënt te innen. De vraag is evenwel waarom dat aangepakt zou moeten worden. De zorgverzekeraar heeft in die situatie toch al 25% korting gehad? Kennelijk is dat niet genoeg. Waarom moet de patiënt ook nog bloeden? Om de patiënt te ontmoedigen naar een ongecontracteerde zorgaanbieder te gaan? Is deze dan zo slecht? Dat ongecontracteerden meer behandelen laat zich logisch verklaren De pijn zit hem in het volume. Ongecontracteerde aanbieders krijgen het verwijt dat zij meer kosten maken per patiënt dan noodzakelijk. Maar dat is te kort door de bocht.. In de wijkverpleging worden bandbreedteafspraken gemaakt waarbij een zorgaanbieder verplicht wordt per patiënt gemiddeld niet méér dan een bepaald aantal uren zorg te leveren. Veel gecontracteerde zorgaanbieders zitten niet te wachten op patiënten die heel veel zorg nodig hebben, want deze patiënten brengen natuurlijk hun statistieken in de war en dat levert problemen op met de contractuele afspraken. Ons bereiken geluiden dat het in de praktijk lastig blijkt om gecontracteerde zorgaanbieders te vinden die bereid en in staat zijn de zorg op zich te nemen voor patiënten die 24-uurs zorg nodig hebben. Waar zou dat nou door komen? Het is niet gek dat deze patiënten uiteindelijk belanden bij ongecontracteerde zorgaanbieders die deze beperking niet hebben en de noodzakelijke zorg wel op kunnen pakken. En dan is het is ook niet gek dat ongecontracteerde zorgaanbieders daardoor per patiënt gemiddeld meer zorg leveren. Zij kunnen immers wel voldoen aan de zorgvraag van de patiënt, zonder dat dit negatieve contractuele consequenties heeft. Gecontracteerde zorgaanbieders gaan logischerwijs deze contractuele pijn vermijden. Dat is niet veel anders dan de behandelindex voor de fysiotherapeuten. Gecontracteerde fysiotherapeuten worden immers geconfronteerd met een lager tarief indien zij meer dan gemiddeld behandelen. Daar is ook een systematiek ingebouwd dat fysiotherapeuten die ver boven het gemiddelde zitten worden uitgesloten van een contract. De combinatie van deze twee is een neergaande spiraal waardoor alle fysiotherapeuten uiteindelijk steeds minder moeten gaan behandelen. Ook in de GGZ komt dit fenomeen voor, alleen heet het daar dan “gemiddelde kosten per unieke verzekerde”. Ook dat is een (negatieve) stimulans waarbij een zorgaanbieder wordt afgerekend indien de gemiddelde kosten per unieke verzekerde te hoog uitvallen. Ook daar zijn de zware complexe patiënten de ‘paria's’ in de zorg geworden, waar niemand op zit te wachten omdat het de statistieken in de war brengt. Toch moeten ze geholpen worden. Het is niet gek dat met dit soort mechanismen de wachtlijsten niet afnemen. Dat zorgaanbieders op een gegeven moment keuzes maken en ervoor kiezen de zorg aan de patiënt te willen blijven leveren op een manier die zij zorginhoudelijk wel verantwoord achten, en daarbij de consequentie accepteren dat zij geen contract willen hebben, maakt hen nog geen slechte of minder goede zorgaanbieders. Ander geluid Het is belangrijk dat ook het andere geluid eens wordt gehoord en dat duidelijk wordt dat een meer neutrale berichtgeving over ongecontracteerde zorgaanbieders op zijn plaats is. Want voor wij het weten scheren wij alle ongecontracteerde zorgaanbieders over een kam. Want, waakzaamheid is geboden als er zonder enige nuance “minder, minder, minder” wordt geroepen.
  •  

    Zwangerschapsverlof in de (tandarts)praktijk

    Wanneer een werknemer in uw praktijk zwanger wordt ontstaan er voor zowel werknemer als werkgever verschillende rechten en plichten. Waar dient u allemaal rekening mee te houden? Enkele tips en tricks. De werkplek tijdens de zwangerschap Als werkgever zult u moeten zorgen voor een gezonde en veilige werkplek binnen uw praktijk voor uw (zwangere) medewerkers. Dit houdt in dat u mogelijke gevaren of veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk inperkt. Voor de zwangere medewerker kan dat bijvoorbeeld betekenen dat u het werk, de werkplek of de werktijden zo nodig dient aan te passen. Zwangerschaps- en bevallingsverlof Rond de periode van bevallen heeft de werknemer recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof en een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van het UWV. Dit is geregeld in de WAZO (Wet Arbeid en Zorg). Het aanvragen van zwangerschapsverlof Wanneer uw werknemer aangeeft zwanger te zijn, vraag haar dan wanneer zij voornemens is met verlof te gaan. Hier heeft de werknemer een klein beetje vrijheid; het kan in principe elke dag tussen de 6 en 4 weken voorafgaand aan de verwachte bevallingsdatum. Vanaf vier weken voor de uitgerekende datum mag zij niet meer werken! Vraag de zwangerschapsuitkering aan tussen de 4 en 2 weken voor de ingangsdatum van het verlof. Voor het aanvragen van een zwangerschapsuitkering is een zwangerschapsverklaring nodig. Dit formulier dient de werknemer aan u te verstrekken. De verklaring kan uw werknemer krijgen van haar arts of verloskundige. In deze verklaring staat ook wanneer zij is uitgerekend. De verklaring hoeft niet te worden verzonden naar het UWV, maar er wordt wel van u verwacht dat u deze bewaart. Tot 1 jaar NA de einddatum van de uitkering, kan het UWV dit nog bij u opvragen ter controle! U vraagt de zwangerschapsuitkering digitaal aan via de website van het UWV. Bij de aanvraag van de uitkering kunt u aangeven of u wilt dat de betaling aan u, of direct aan de werknemer zal geschieden. Duur van het verlof Werknemer heeft recht op minimaal 16 weken verlof, waarvan in principe 6 weken vóór de bevalling en 10 na de bevalling. Er zijn situaties waarin het bevallingsverlof langer dan 10 weken kan duren: Wanneer de werknemer vóór de bevalling slechts 4 of 5 weken opneemt, kan zij de resterende 1 of 2 weken na de bevalling opnemen. Wanneer de werknemer eerder bevalt dan de uitgerekende datum, kan zij de dagen dat zij eerder bevallen is bij haar bevallingsverlof optellen. Sinds 1 januari 2015 heeft uw werknemer ook recht op extra verlof als het kind wordt opgenomen in het ziekenhuis. Hoeveel dagen dat zijn, kunt u hier vinden. Ziekte tijdens of na de zwangerschap. Van de 10 weken bevallingsverlof, dient de werknemer verplicht 6 aaneengesloten op te nemen na de bevalling. De rest mag in overleg met de werkgever flexibel worden opgenomen over een periode van 30 weken. Dit dient u uiterlijk 3 weken na de start van het bevallingsverlof te hebben kortgesloten. Hoe het verlof ook wordt verdeeld, het UWV betaalt de uitkering altijd aaneengesloten aan u of aan de werknemer! Het begin van een zwangerschapsverlof berekent u door vanaf de dag na de uitgerekende bevallingsdatum 6 weken terug te tellen. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling. Ziekte rond de zwangerschap Wanneer de werknemer ziek wordt voor, na of tijdens haar zwangerschap kunnen er, afhankelijk van de situatie, verschillende regels van toepassing zijn. Hierbij speelt de oorzaak van de ziekte (is deze gerelateerd aan de zwangerschap of niet) en het moment van ziek worden (voor, na of tijdens het verlof) een rol. Als de werknemer ziek is door haar zwangerschap voorafgaand aan de verlofperiode, kunt u voor die periode een Ziektewet-uitkering aanvragen bij het UWV. Dit is ook het geval indien de werknemer na het aflopen van het verlof nog niet in staat is om te werken. Let op: dit is alleen mogelijk als de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van haar zwangerschap. Indien dit niet het geval is, dan geeft u niets door aan het UWV en valt de ziekmelding onder de reguliere regels. Zelfstandige tandarts Voor de tandartsen niet in loondienst gelden andere regels. Een zelfstandige tandarts die zwangerschapsverlof opneemt, kan een zwangerschapsuitkering aanvragen onder de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Deze uitkering duurt net als het reguliere zwangerschapsverlof minimaal 16 weken. Zij mag het verlof op dezelfde manier verdelen als de tandarts in loondienst. Ontslag Volgens de wet geniet de zwangere werknemer ontslagbescherming. Dit houdt in dat u de werknemer niet kunt ontslaan vanaf de eerste dag van de zwangerschap. Deze bescherming is van kracht tot een tijdvak van 6 weken aansluitend op het bevallingsverlof. Indien de werknemer na het aflopen van het bevallingsverlof een periode arbeidsongeschikt is geweest door haar zwangerschap, kunt u haar arbeidsovereenkomst pas 6 weken na het aflopen van deze periode opzeggen. Alleen in speciale gevallen is ontslag tijdens zwangerschap mogelijk. Het ontslagverbod geldt bijvoorbeeld niet wanneer sprake is van faillissement of wanneer er sprake is van dringende redenen die ontslag op staande voet rechtvaardigen.
  •  

    Actualiteiten aanbestedingen in de zorg

    Actualiteiten aanbestedingen in de zorg: ontwikkelingen in de zorginkoop in het sociaal domein De veranderingen in het Nederlandse zorgstelsel hebben ertoe geleid dat steeds meer zorgaanbieders zich geconfronteerd zien met aanbestedingsprocedures en -regels. En ook binnen dit rechtsgebied onderscheidt de zorgsector zich met interessante en uitdagende vraagstukken. Er is inmiddels veel aandacht geweest voor de vraag wanneer sprake is van een reële kostprijs, onder welke omstandigheden niet behoeft te worden aanbesteed en in toenemende mate zien wij bij zorgaanbieders een verdere bewustwording van governance-vraagstukken die samenhangen met het contracteren met gemeenten. Veel belangwekkende zaken zijn inmiddels al voor de rechter geweest. Wij noemen hieronder een aantal daarvan. Financiering zorg sociaal domein Het blijf een lastige vraag. Aanbesteden of subsidiëren? Het onderscheid is niet leidend voor de vraag of het aanbestedingsrecht van toepassing is, maar wel indicatief. Met name wanneer de afspraken die aan de financiering van de zorg ten grondslag liggen, afdwingbaar zijn - bijvoorbeeld via een overeenkomst - is al snel sprake van een (aanbestedingsplichtige) overheidsopdracht. Zelfs als de verstrekking van die middelen als subsidie wordt gepresenteerd. Voor een zorgaanbieder is het van belang het onderscheid tussen beide financieringsgrondslagen te kennen. Die grondslagen kennen immers een ander regelgevend kader waardoor de mogelijkheden en ruimte om bijvoorbeeld over de hoogte van de vergoeding te discussiëren met gemeenten anders is. Bij subsidies bestaat de mogelijkheid tot inspraak (gehoord worden) in het kader van de subsidieverlenings- en subsidievaststellingsbeschikking. Bij een overheidsopdracht kent het aanbestedingsrecht minder mogelijkheden om met gemeenten in discussie te treden. Daar wordt vaak het pad naar de civiele rechter bewandeld wanneer geen overeenstemming wordt bereikt. Voorzieningen  Wij zien in de praktijk dat een aantal gemeenten de ruimte opzoekt om buiten het systeem van de pgb of aanbestede zorg in natura om, voorzieningen in het leven te roepen waarvan hun inwoners gebruik kunnen maken. Bijvoorbeeld in het kader van maatwerkvoorzieningen ten behoeve van de zelfredzaamheid. Juridisch interessant is de vraag of en zo ja onder welke omstandigheden dit is toegestaan. Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep hier iets meer helderheid over geschept. Financiële tegemoetkomingen mogen als maatwerkvoorzieningen naast zorg in natura en het pgb bestaan, mits deze niet die zo ver afstaat van de werkelijke kosten van de compenserende maatregel dat deze geen passende bijdrage meer levert aan het verminderen of wegnemen van de gevolgen van de beperkingen. Deze uitspraak is om verschillende interessant. Allereerst rijst de vraag of een dergelijke financiële regeling niet als een subsidie kwalificeert. En zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het systeem van de pgb waarbij juist de subsidiebepalingen zijn uitgesloten? Niet onbelangrijk is de vraag wat dergelijke voorzieningen betekenen voor zorgaanbieders die contracteren met gemeenten. In hoeverre is in het kader van de aanbestedingsprocedure - in het bijzonder met de vaststelling van de kostprijs - rekening gehouden met de omstandigheid dat de ingeschatte productiviteit van de betreffende zorgaanbieder als gevolg van de voorliggende voorziening anders wordt? Zelfstandig inschrijven! Dat het mededingingsrecht en het aanbestedingsrecht nog steeds sterk met elkaar verweven zijn blijkt uit een aantal recente zaken die onlangs de revue hebben gepasseerd. Zo heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven recentelijk in een tweetal zaken het oordeel van de rechtbank Rotterdam bevestigd dat het zogeheten prijslenen - hierbij wordt alleen informatie uitgewisseld over het voorgenomen inschrijfgedrag (de inschrijfprijs en bijbehorende calculatie) - een inbreuk op het kartelverbod inhoudt en dat hiervoor terecht boetes zijn opgelegd door de Autoriteit Consument en Markt. De rechter oordeelde in hoogste instantie dat een dergelijke informatie-uitwisseling in strijd is met het zelfstandigheidsvereiste dat de grondgedachte is achter de mededingingsregels. Een boete van ACM voor overtreding van de mededingingsregels kan vergaande gevolgen hebben. Maar dit is niet vanzelfsprekend. Uit de praktijk is gebleken dat ook aanbestedende diensten worstelen met de vraag hoe zij om moeten gaan met ‘ernstige beroepsfouten’ die in het verleden begaan zijn door inschrijvers. Dit is met name geval in de situatie waarbij de aanbestedingsvoorwaarden die de betreffende gemeente hanteert regelen hoe met inschrijvers wordt omgegaan die in het verleden in de fout zijn gegaan. De wetgever hanteert als uitgangspunt dat een zorgaanbieder die de mededingingsregels reeds heeft overtreden uitgesloten kan worden van deelname. Het is in beginsel aan de aanbestedende dienst om dit te beoordelen. Daarbij neemt hij de maatregelen die de zorgaanbieder heeft getroffen om herhaling van zijn fout te voorkomen in ogenschouw. Maar als de aanbestedende dienst via de aanbestedingsvoorwaarden zichzelf de verplichting heeft opgelegd om bij fouten in het verleden tot uitsluiting van de betreffende inschrijver over  te gaan, dan is voor enige beoordelingsruimte geen plaats meer. In het geval van een zogeheten knock-outcriterium is herstel van een gebrek - zo heeft zelfs het Europese Hof van Justitie bevestigd - niet meer toegestaan.
  •  

    Nieuwe AVG, storm in een glas water?

    Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) treedt in werking Op 25 mei is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. In de media was daar de laatste tijd veel om te doen. De Autoriteit Persoonsgegevens die aangeeft dat kleine bedrijven ook gewoon aan de regels moeten voldoen en minister Dekkers die aangeeft dat er niet direct hoge boetes opgelegd zullen gaan worden. De meeste verplichtingen zijn niet nieuw Grappig is dat wij al 2 jaar weten dat de AVG eraan komt en wij dus al 2 jaar de gelegenheid hadden om de nodige maatregelen te treffen. Het is wel heel tekenend om maatregelen die je moet treffen tot het allerlaatste moment uit te stellen. Bijzonder is wel dat de AVG eigenlijk helemaal niet zoveel nieuwe verplichtingen oplegt. Goed, toegegeven, de verplichte functionaris voor gegevensbescherming en een verwerkingsregister is nieuw, maar voor het overige gaat het veelal om verplichtingen die al golden op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Burgerlijke ongehoorzaamheid? Eigenlijk kun je de AVG vergelijken met een flitspaal langs een provinciale weg. Op die weg mocht je altijd al 80 rijden, maar nu er ineens een flitspaal geplaatst wordt die op 25 mei aan is gegaan, lijken wij allemaal eerst nu bewust te zijn van deze maximale snelheid. Als je er zo naar kijkt, dan is het wel te begrijpen dat de Autoriteit Persoonsgegevens strak in de wedstrijd zit en aangeeft dat zij wel gewoon gaat controleren. Het verwijt dat de AVG heel veel extra kosten met zich brengt is voor een groot deel dus een uiting dat men niet goed op de hoogte was van de verplichtingen die al golden en een massale burgerlijke ongehoorzaamheid van de naleving van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Niet direct hard handhaven Dankzij de AVG en de hoge boetes die de Autoriteit Persoonsgegevens kan opleggen zijn wij ons nu wel goed bewust van de verplichtingen waar wij aan moeten voldoen. En daarbij kunnen wij er ook vanuit gaan dat als je alles nog niet helemaal op orde hebt, niet direct een boete zal volgen. Dus wie remt voor de flitspaal en daar met 85 km per uur voorbij komt, komt daar waarschijnlijk wel mee weg. Maar het niet nemen van enige maatregel en met 120 langs de flitspaal rijden, dat is vragen om een hoge boete. En uiteraard bieden wij, net als veel andere partijen, een AVG-slipcursus aan, voor het geval toch hard op de rem gestaan moet worden.
  •  

    Naming and shaming in de zorg

    'Drie nieuwe zorginstellingen op zwarte lijst IGZ.' 'Inspectie waarschuwt cosmetische kliniek Amsterdam.' 'Waarschuwing aan zorgaanbieders die zorgcontracten opzeggen.' Een greep uit recente krantenkoppen over handhavend optreden van toezichthouders in de zorg. Publiciteit die voor zorgaanbieders behoorlijk schadelijk kan uitpakken. Transparantie van de overheid is een groot goed. Maar daar zitten wel grenzen aan, vooral als die transparantie negatieve gevolgen heeft voor organisaties, instellingen en personen. Reputatieschade is vaak onomkeerbaar. Hoewel verdedigbaar is dat toezichthouders voorlichtende en waarschuwende taken hebben, dienen de belangen van de ondertoezichtgestelden niet uit het oog te worden verloren. Maar die belangenafweging wordt binnenkort drastisch beperkt. Nieuwe regels De wetgever heeft besloten – zonder overigens al te veel maatschappelijke of politieke discussie – nieuwe regels vast te stellen over het publiceren van informatie over het toezicht door de Inspectie voor Gezondheid en Jeugd (IGJ). Deze regeling zal op korte termijn van toepassing zijn specifiek voor zorgaanbieders en zorginstellingen. Met ingrijpende gevolgen voor de informatie die over hen op straat komt te liggen. Dat heeft met name te maken met het dwingend karakter van de nieuwe regels. IGJ moet de informatie over de uitkomsten van controle en onderzoek, waaronder calamiteitenrapporten, openbaar maken. Het dwingende karakter van de regeling verplicht IGJ tot openbaarmaking, waardoor er nauwelijks ruimte is voor een belangenafweging door IGJ, bijvoorbeeld wanneer openbaarmaking van gevoelige informatie niet opweegt tegen de belangen van de zorginstelling of zorgaanbieder. Onder de huidige regels (Wet openbaarheid van bestuur) is die ruimte er wel, hetgeen betekent dat belangen van zorgaanbieders - zoals het belang op het voorkomen van reputatieschade - worden afgezet tegen het belang dat met openbaarmaking is gediend. Naam en toenaam Onder het nieuwe regime is openbaarmaking van de naam van de zorgaanbieders verplicht. En ook de namen van de bij die zorgaanbieder werkzame professionals en beroepsbeoefenaren mogen openbaar worden gemaakt. Hier is wel iets meer ruimte voor een belangenafweging, maar toch. Het vergt niet veel fantasie om te bedenken dat de omstandigheid dat de zorgprofessional negatief in verband wordt gebracht met een incident diegene nog jarenlang kan achtervolgen. IGJ pleegt immers informatie te publiceren op haar website. Wij roepen IGJ daarom op spaarzaam gebruik te maken van de mogelijkheid informatie over specifieke personen bekend te maken. De Raad van State heeft zich niet voor niets kritisch uitgelaten over de nieuwe regels in het licht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Waakzaam Gelet op het dwingende karakter van de nieuwe regeling – toezichtinformatie die IGJ vergaart, moet IGJ openbaren – is het verstandig dat zorgprofessionals en zorgaanbieders uiterst waakzaam zijn bij het verstrekken van informatie aan IGJ. Vraag je telkens af "Ben ik verplicht deze gegevens te verstrekken?" en "Heeft IGJ wel de bevoegdheid al deze gegevens op te vragen en in te zien?". Het 'zomaar' verstrekken van informatie kan er binnenkort immers toe leiden dat deze informatie 'zomaar' in de publieke ruimte wordt verspreid. In de praktijk zien wij dikwijls dat de publieke openbaarmaking door toezichthouders door zorginstellingen en zorgprofessionals als zwaardere sanctie wordt ervaren, dan het toezicht zelf en de eventuele maatregelen die daarop volgen. Voorlichting van het publiek is belangrijk, maar dat dient wel te gebeuren na afweging van alle betrokken belangen, dus ook die van de zorgaanbieder. Het in álle gevallen 'straffen' van de zorgaanbieder met naming and shaming gaat een brug te ver.
  •  

    De Wkkgz en de nieuwe Wtza: meer dan alleen klachtenafhandeling

    De Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) staat in de praktijk vaak gelijk aan een wet die regelt hoe de zorgaanbieder de klachtenafhandeling dient te regelen. Maar de Wkkgz verplicht de zorgaanbieder tot veel meer. In deze wet is vastgelegd wat goede zorg nu precies inhoudt, cliënten krijgen door deze wet een sterkere positie, de wet zorgt ervoor dat medewerkers incidenten veilig moeten kunnen melden en de meldplicht van zorgaanbieders is in de Wkkgz uitgebreid. De overheid wil nog meer en komt met de introductie van een nieuwe wet: de Wtza. Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) Thans is het wetsvoorstel WTZa (Wet toetreding zorgaanbieders) in behandeling bij de Tweede Kamer. Het kabinet wenst scherpere eisen te stellen aan toetreding tot de zorg. Zo kan het toezicht op nieuwe zorgaanbieders worden verbeterd. Ook komt er een vernieuwde meldplicht, voor alle nieuwe zorgaanbieders binnen het bereik van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Voorheen was een deel van de instellingen vrijgesteld van melding. Met deze uitgebreide meldplicht krijgen zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten meer wettelijk mogelijkheden om gegevens over fraudeurs met elkaar te kunnen uitwisselen. Daartoe wordt een waarschuwingsregister in het leven geroepen. De tijd die de IGJ nu bezig is met informatievergaring gaat ten koste van het toezicht. Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders moet daar verandering in gaan brengen door informatie over de zorgaanbieders sneller bij de toezichthouder te krijgen. Kwaliteitseisen Door deze in de Wtza neergelegde meldplicht komen nieuwe zorgaanbieders beter in beeld bij toezichthouders en worden ze bewust gemaakt van de (kwaliteits)eisen die in de zorg gelden. Een deel van de relevante kwaliteitseisen staat in de Wkkgz. Voor veel zorgaanbieders is de strekking van de Wkkgz nog niet geheel duidelijk. Zo is onlangs door het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam een uitspraak gedaan waarbij het verweer van de zorgaanbieder dat hij niet verplicht was een klachten- en geschillenregeling te hebben door het Tuchtcollege – terecht – werd verworpen. Kanttekening De Wtza is onderdeel van een actieplan om fraude aan te pakken, maar nog niet alle scherpe randjes zijn er af. Zo zal de Wtza niets veranderen aan de constructies waarbij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg niet onder dezelfde rechtspersoon valt als de daadwerkelijke verleende zorg. Daardoor blijft het voor de toezichthouder lastig is om de juiste rechtspersoon te controleren en corrigeren. Conclusie Alhoewel nog niet duidelijk is wanneer de Wtza in werking zal gaan treden, is het van belang de ontwikkelingen op dit punt in de gaten te houden. Nieuwe zorgaanbieders moeten een toelating aanvragen en zij zullen op grond van de Wtza meer verplichtingen krijgen. De Wkkgz bevat veel verplichtingen voor zorgaanbieders en rechten voor cliënten. U dient zich als zorgaanbieder daar bewust van te zijn.
  •  

    Publieke openbaarmaking door IGJ: wees op uw hoede

    “Aanwijzing voor tandartspraktijk Amsterdam”. “Last onder dwangsom mondzorginstelling in Rotterdam”. “Bevelen aan tandartspraktijken te Groningen”. Zomaar enkele recente nieuwsberichten die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gepubliceerd op haar website. Met naam en toenaam van de betreffende praktijk. Publiciteit die voor mondzorgaanbieders behoorlijk schadelijk kan uitpakken. Enkele woorden over nieuwe regels, waardoor IGJ binnenkort veel vaker en veel meer gegevens zal moeten publiceren. Voorlichtende functie van de Inspectie IGJ heeft, als toezichthoudend orgaan, voor het publiek een waarschuwende en voorlichtende functie. In dat kader heeft zij op dit moment de bevoegdheid om, indien zij dat nodig acht, informatie te publiceren over het door haar uitgeoefende toezicht bij mondzorgaanbieders. Dat IGJ over bepaalde schadelijke praktijken in de zorg transparant wil zijn en ook moet kunnen zijn, zal geen enkele zorgaanbieder ontkennen. De belangen van de zorgaanbieders ten aanzien van wie het toezicht wordt uitgevoerd, moeten echter bij de openbaarmakingafweging door IGJ wel in acht worden genomen. Maar die belangenafweging zal voor IGJ binnenkort nauwelijks meer mogelijk zijn. Nieuwe regels op komst Door de wetgever zijn immers nieuwe regels vastgesteld over het publiceren van informatie over het toezicht door IGJ. De nieuwe regels zijn automatisch van toepassing voor alle zorgaanbieders en praktijken, met de nodige gevolgen van dien. De nieuwe regeling kent immers een zogenoemd ‘dwingend karakter’, wat wil zeggen dat IGJ verplicht is gegevens over de uitkomsten van haar controles, inclusief calamiteitenrapporten, te openbaren. Zij heeft dan dus geen ruimte meer om te besluiten niet tot publicatie over te gaan, bijvoorbeeld indien het belang van de zorgaanbieder dat de gevoelige informatie niet op straat komt te liggen groter is dan het belang voor het publiek om geïnformeerd te worden. Gevolgen: naming & shaming? Nadat de nieuwe regels inwerking zijn getreden, is IGJ verplicht over te gaan tot publicatie van de naam van de praktijk. Ook de namen van de bij die praktijk werkzame mondprofessionals en andere beroepsbeoefenaren worden door IGJ openbaar gemaakt. Voor het blootleggen van de namen van de in de praktijk werkzame personen behoudt IGJ wel enige ruimte voor een belangenafweging. En dat is maar goed ook. De ervaring leert dat een mondzorgprofessional die via de informatiebronnen van IGJ – en ook via alle nieuwswebsites die deze bronnen afspeuren – in verband wordt gebracht met een toezichtincident, daarvan nog jarenlang hinder kan ondervinden, of het nu is bij het werven van nieuwe patiënten of bij een carrièrestap. Wij roepen IGJ daarom op spaarzaam gebruik te maken van de mogelijkheid informatie over specifieke personen bekend te maken. De Raad van State heeft zich niet voor niets kritisch uitgelaten over de nieuwe regels in het licht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Mondzorgaanbieder: wees waakzaam In de dagelijkse praktijk merken wij veelal dat de publieke bekendmaking door toezichthouders als IGJ met alle gevolgen die deze bekendmaking met zich brengt, door mondzorgpraktijken en door hun medewerkers als heftiger wordt ervaren, dan de controle door IGJ zelf en de eventuele sancties die IGJ kan opleggen. Eerder schreven wij al een artikel over de verantwoordelijkheid van de mondzorgprofessional om goed stil te staan bij de vraag of medegewerkt kan worden aan een controle door IGJ. Dat wordt, door de nieuwe regeling, alleen maar belangrijker. Het is van groot belang dat mondzorgprofessionals en praktijken uiterst waakzaam zijn bij het verstrekken van informatie aan IGJ, nu de strekking van de nieuwe regeling is: “toezichtinformatie die IGJ vergaart, moet IGJ ook publiceren”. Het simpelweg op eerste verzoek van IGJ verstrekken van alle gegevens zou in de nabije toekomst dus tot gevolg kunnen hebben dat al die gegevens aan het grote publiek worden bekendgemaakt. Over vragen als “welke (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid heb ik indien ik deze gegevens verstrek?” en “In welke gevallen mag IGJ medische dossiers inzien, als de patiënt daarvoor geen toestemming heeft gegeven?” zou door elke tandarts, mondhygiënist en tandprotheticus goed moeten worden nagedacht, alvorens wordt besloten welke gegevens aan IGJ kunnen worden verstrekt.
  •  

    Let op, het toezicht op nieuwe zorgaanbieders wordt verscherpt

    Uit onderzoek is gebleken dat de IGJ (Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, de nieuwe naam van de organisatie na de fusie van IGZ en Inspectie Jeugdzorg) onvoldoende in staat is om te beoordelen of een nieuwe zorgaanbieder goede zorg kan verlenen. De tijd die de IGJ nu bezig is met informatievergaring gaat ten koste van het toezicht. Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders moet daar verandering in gaan brengen door informatie over de zorgaanbieders sneller bij de IGJ te krijgen. Wet toetreding zorgaanbieders Het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (WTZa) is momenteel in behandeling bij de Tweede Kamer. Doel van dit wetsvoorstel is kort gezegd om sneller en meer informatie bij de IGJ te krijgen over nieuwe zorgaanbieders. Aan de hand van deze informatie kan de IGJ bepalen welke zorgaanbieders worden bezocht om te toetsen of de kwaliteit van zorg op peil is. Ook is het de bedoeling dat zorgaanbieders zich beter bewust worden van de eisen die worden gesteld aan zorgverlening en hun verantwoordelijkheid hiervoor. De WTZa introduceert een nieuwe meldplicht en een hernieuwde toelatingsprocedure. Voor wie? De WTZa zal gaan gelden voor alle aanbieders van zorg die vallen onder artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Een zorgaanbieder die valt onder de WTZa kan zowel een solistisch werkende zorgverlener zijn als een instelling. Het gaat in de WTZa om Wlz-zorg, Zvw-zorg of ‘andere zorg’ (zoals cosmetische ingrepen of alternatieve geneeswijzen). Zorg die wordt betaald uit persoonsgebonden budgetten ten laste van de Zvw en de Wlz valt ook onder de WTZa. Zorgaanbieders die alleen zorg aanbieden op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 vallen niet onder de WTZa. Zorgverleners die uitsluitend als onderaannemer werkzaam zijn worden uitgezonderd en vallen niet onder de WTZa. Meldplicht De meldplicht houdt in dat een zorgaanbieder zich, voordat hij begint met zorgverlening, moet melden bij een digitaal portaal (beheerd door het CIBG) waar diverse vragen ingevuld moeten worden, die onder andere ingaan op de aard en de kwaliteit van de te leveren zorg. De IGJ krijgt toegang tot de gegeven antwoorden, waarna de IGJ selecteert welke zorgaanbieders worden bezocht. De meldplicht is eenmalig en geldt alleen voor nieuwe zorgaanbieders. Dit zijn zorgaanbieders die ná de inwerkingtreding van de WTZa beginnen met het verlenen van zorg. De meldplicht geldt ook voor bestaande zorgaanbieders die ná de inwerkingtreding hun werkzaamheden gaan uitbreiden en daardoor vallen onder de reikwijdte van de WTZa (bijvoorbeeld een instelling die naast jeugdhulp (Jeugdwet) ook GGZ (Zvw) gaat leveren). Vooruitlopend op de wettelijke meldplicht hanteert de IGJ  reeds vanaf 1 januari 2016 een (vrijwillige) vragenlijst voor nieuwe zorgaanbieders. Vernieuwing toelatingsprocedure De bepalingen over toelating van zorgaanbieders in de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) vervallen en worden vervangen in de WTZa. In de vernieuwde toelatingsprocedure wordt meer informatie gevraagd aan de zorgaanbieder en wordt de kring van zorgaanbieders die deze toelating moet aanvragen vergroot. De extra informatie die wordt gevraagd ziet met name op goede kwaliteit van zorg. Op grond van de WTZa moet een toelating worden aangevraagd door instellingen die medisch specialistische zorg verlenen maar ook door instellingen met meer dan 10 zorgverleners die Wlz- of Zvw-zorg leveren. Zorgaanbieders (zoals psychologenpraktijken) kunnen dus verplicht zijn (om vooraf) een toelating aan te vragen, namelijk als de grens van 10 zorgverleners wordt overschreden! Een uitzondering (qua termijn) is gemaakt voor bestaande zorgaanbieders van Wlz-zorg of Zvw-zorg die eerst geen toelating hoefden aan te vragen, maar dit vanwege de overschrijding van het aantal zorgverleners ineens wel verplicht zijn. Deze zorgaanbieders moeten binnen zes maanden nadat zij verplicht zijn geworden een toelating aan te vragen, de toelating daadwerkelijk hebben aangevraagd. Er bestaat ook  nog een overgangsperiode. Bestaande zorgaanbieders die op grond van de WTZi geen toelating nodig hebben en op grond van de WTZa wel, krijgen een termijn van twee jaar om de toelating aan te vragen. Deze termijn geldt ook voor zorgaanbieders die onder de WTZi van rechtswege een toelating hebben en vallen onder de werking van de WTZa. Indien niet wordt voldaan aan de vereisten in de WTZa kan (afhankelijk van welk artikel wordt overtreden) de toelating worden geweigerd, ingetrokken, een last onder dwangsom of een boete worden opgelegd. Conclusie Alhoewel nog niet duidelijk is wanneer de WTZa in werking zal gaan treden, is het van belang de ontwikkelingen op dit punt in de gaten te houden. Zo kan het goed mogelijk zijn dat een bestaande zorgaanbieder een toelating moet aanvragen. Voor nieuwe zorgaanbieders geldt dit sowieso en zullen zij op grond van de WTZa nog meer verplichtingen krijgen. Wij volgen de ontwikkelingen op de voet en zodra daar meer duidelijkheid over bestaat zullen wij u daarover (via onze website) informeren.
  •  

    Extra geld voor GGZ of alleen op papier?

    “Blokhuis wil cliëntenstops in de ggz voorkomen.” – kopt Zorgvisie op 15 mei 2018. Dat lijkt op het eerste gezicht goed nieuws. Staatssecretaris Blokhuis nuanceert zijn stelling dat zorgverzekeraars het extra budget voor de GGZ dat op de plank ligt niet uit hoeven te geven. Zorgverzekeraars moeten wel aan hun zorgplicht voldoen en het geld is in beginsel beschikbaar. Blokhuis wil cliëntenstops in de GGZ voorkomen.   Extra geld onzeker door omzetplafond Vervolgens kunnen we lezen dat zorgverzekeraars al € 109 miljoen extra zorg hebben ingekocht en er dus maar € 179 miljoen overblijft. Maar of dat laatste klopt is de vraag. Want er is een verschil tussen het beschikbaar stellen van budget voor de inkoop van zorg en het daadwerkelijk uitgeven van dit geld. Zorgverzekeraars werken in de GGZ nog steeds met omzetplafonds, budgetplafonds, zorgkostenplafonds of hoe je ze ook wil noemen. Per saldo werkt een omzetplafond maar een kant op, namelijk ten nadele van zorgaanbieder. De zorgaanbieder die het omzetplafond overschrijdt, wordt door de zorgverzekeraar gekort. De zorgaanbieder die eronder blijft, krijgt niet meer uitgekeerd. Het systeem van het hanteren van omzetplafonds heeft dus feitelijk tot gevolg dat zorgverzekeraars geld overhouden. Reden genoeg om nog eens na te gaan hoe dat nu precies zit met deze € 109 miljoen die extra is ingekocht. Hoeveel daarvan zal als gevolg van onderschrijding van het beschikbaar gestelde budget niet worden uitgegeven? Zo lang omzetplafonds gehanteerd worden, valt niet uit te sluiten dat er van deze extra gelden per saldo niets wordt uitgegeven.   Terugdringen wachtlijsten en omzetplafond gaan niet samen Dit roept de vraag op of en in hoeverre het te verdedigen is dat, zolang er wachtlijsten zijn voor GGZ, verzekeraars in hun contracten volumemaatregelen opnemen, zoals omzetplafonds of beperking van de hoogte van de gemiddelde kosten per verzekerde. Al deze maatregelen hebben immers tot gevolg dat het voor gecontracteerde aanbieders onaantrekkelijk wordt om de complexe patiënten te behandelen. Als we de wachtlijsten in de GGZ echt willen terugdringen, dan moeten wij niet alleen kijken naar het geld dat op papier ter beschikking gesteld wordt, maar dan moet ook gekeken worden naar de andere maatregelen die effect kunnen hebben voor de capaciteit. Omzetplafond zorgt er voor dat organisatie niet kan investeren Dat een organisatie gedurende het jaar aanvullend budget kan krijgen, klinkt - net als de € 109 miljoen extra die is uitgetrokken - sympathiek, maar in de praktijk is het de vraag wat je daaraan hebt. Want voor een zorgaanbieder blijft het een onzekere omstandigheid waar je niet op voorhand vanuit kan gaan en je capaciteit ook niet op kan afstemmen. En dat laatste is wel nodig willen wij de wachtlijsten echt terugdringen.  
  •  

    Seminar implementatie van de AVG voor zorgaanbieders

    Voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) hoeft niet ingewikkeld te zijn Het kan u niet zijn ontgaan zijn dat vanaf 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing op alle bedrijven, dus ook zorgaanbieders. Vanwege alle aandacht in de media gaan veel zorgaanbieders zich pas nu met de AVG bezighouden. Natuurlijk is het niet zo dat op 25 mei 2018 de wereld vergaat als de AVG in uw organisatie nog niet goed geïmplementeerd is. Maar blijven werken zonder de AVG te implementeren is hetzelfde als rijden in een auto waarvan de APK is verlopen. Risico op schade wegens gebrekkig onderhoud en risico op boete. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft aangekondigd wel te gaan controleren, ook in het MKB. Wie niets met de AVG gedaan zal bij controle – of een incident –  streng worden aangepakt. Heeft u al stappen gezet, ondanks dat zaken voor verbetering vatbaar zijn, dan zult u naar verwachting wel de gelegenheid krijgen dat alsnog te herstellen. Uiteraard heeft de Autoriteit Persoonsgegevens niet de capaciteit om iedere organisatie in Nederland te gaan controleren en is het de verwachting dat kleinere organisaties pas in een veel later stadium ‘aan de beurt’ zullen zijn. Maar als zich een incident voordoet, dan zal de Autoriteit Persoonsgegevens wel kijken of u alles op orde had. Dus ook voor kleinere zorgaanbieders reden genoeg om alsnog de zaken op orde te hebben. Al enige tijd geven wij korte seminars over de AVG. Deze worden erg enthousiast ontvangen en – dat is nog belangrijker – zorgaanbieders krijgen daardoor weer grip op de materie. Het seminar heeft een praktische insteek en voorziet in standaard documenten om te implementeren en die ter plekke kunnen worden ingevuld aan de hand van ieders situatie of branche. Geen eindeloze vragenlijsten waarna u alsnog zelf documenten moet gaan samenstellen, maar een totaalplaatje waarbij u na afloop van het seminar niet alleen begrijpt wat uw verplichtingen zijn, maar u ook beschikt over tools om in overeenstemming met de AVG te handelen. Reacties waren: Oh, dus het valt eigenlijk allemaal wel mee. Heerlijk dat jullie het voor ons zo makkelijk maken. Ik ben in 2 uurtjes helemaal op de hoogte en heb alle documenten die ik nodig heb en toegespitst op mijn zorgdiscipline, fantastisch.   Seminar implementatie AVG voor zorgaanbieders Het is goed om te beseffen dat 25 mei 2018 niet een meetmoment is waarna u het niet meer kunt regelen. Mocht u (nog) niet alles op orde hebben, kom dan naar ons seminar (en neem gerust uw laptop mee om ter plekke de documenten die behandeld worden aan uw praktijk aan te passen). Aanmelden voor het seminar kan via onderstaand formulier.  De kosten bedragen € 245,= ex btw. Voor zorgaanbieders die bij ons zijn aangesloten voor het zorgmakelaarschap geldt een gereduceerd tarief. Mocht u daar vragen over hebben of interesse hebben in onze diensten als zorgmakelaar, neem dan gerust contact met ons op. Standaard documenten voor implementatie AVG Indien u alleen de standaard documenten voor implementatie van de AVG voor zorgaanbieders wil bestellen kan dat ook. De kosten daarvan bedragen € 149,= ex btw. Wij raden evenwel aan het seminar te volgen, aangezien dat een veel beter inzicht geeft in uw verplichtingen en duidelijk maakt dat het allemaal wel mee valt. Uiteraard krijgt u ook bij het seminar de standaard documenten toegezonden. Locatie 'The Lodge' Eldermans|Geerts Advocaten Driebergseweg 16c 3708 JB Zeist 030-2332218 [mappress mapid="1"]
  • Meld u nu aan voor onze nieuwsbrief!
    Wilt u op de hoogte worden gehouden van de laatste ontwikkelingen en veranderingen op juridisch gebied? Via onze nieuwsbrief krijgt u automatisch de laatste nieuwtjes via de e-mail toegestuurd.
  • Inschrijven nieuwsbrief