Ondanks het feit dat de coronapandemie steeds meer op de achtergrond lijkt te treden, verschijnt er steeds meer rechtspraak waarin rechters zich uitlaten over werknemers die hun werkgever aansprakelijk hebben gesteld voor schade die zij opliepen als gevolg van een coronabesmetting op de werkvloer. Een relevant onderwerp, vooral in de zorg. Daar lopen (of liepen) werknemers doorgaans een verhoogd risico op een coronabesmetting. Dit terwijl gedurende de piek van de coronapandemie niet overal genoeg persoonlijke beschermingsmiddelen (hierna te noemen: “PBM”) aanwezig waren. Onlangs heeft de rechtbank Amsterdam zich uitgelaten over de vraag of een zorgaanbieder als werkgever aansprakelijk kan worden gesteld voor schade die werknemers lijden als gevolg van een coronabesmetting tijdens werktijd. In dit artikel staan wij daarbij stil.
Uitspraak rechtbank Amsterdam
Bij de rechtbank Amsterdam lag de vraag voor of een zorginstelling op grond van artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek – het artikel op grond waarvan werkgevers aansprakelijk kunnen worden gehouden indien zij hun zorgplicht niet nakomen – aansprakelijk is voor de door een werkneemster geleden en nog te lijden schade als gevolg van een coronabesmetting . Het gaat om een woonzorginstelling, waar in april 2020 meerdere bewoners positief zijn getest. Werkneemster stelt een coronabesmetting te hebben opgelopen tijdens deze uitbraak op de werkvloer en heeft als gevolg daarvan nog steeds klachten (long-covid). De rechter betrekt in het uiteindelijke oordeel twee aspecten.
Besmetting tijdens werktijd
Allereerst dient te worden beoordeeld of werkneemster de coronabesmetting heeft opgelopen op de werkvloer. Het is daarbij aan werkneemster om te stellen en bewijzen dat dat het geval is. Voor werknemers zal het over het algemeen heel lastig zijn om dit te bewijzen. De oorzaak van de besmetting kan immers ook buiten de werkvloer zijn gelegen: denk bijvoorbeeld aan een bezoekje aan de supermarkt. In dit geval gaf de werkneemster aan dat zij tijdens werktijd is blootgesteld aan corona, te weten de bewoners die positief zijn getest en ook rondliepen in de woonkamer / de gangen, en dat de kans dat zij buiten de werksfeer is besmet verwaarloosbaar klein is. Er is, zo meent de werkneemster, sprake geweest van een verhoogd risico op besmetting door blootstelling zonder dat werkneemster de beschikking had over PBM. Werkneemster voegt daaraan toe dat zij ook fysiek contact heeft gehad met bewoners zonder deze PBM. De rechter weegt mee dat er in april een (intelligente) lockdown was en oordeelt dat de kans op besmetting in de privésfeer onvoldoende waarschijnlijk was in deze specifieke omstandigheden. Er is door werkneemster dan ook voldoende aangetoond dat de coronabesmetting is opgelopen op de werkvloer.
Daarmee is de werkgever in beginsel aansprakelijk voor de vermeende schade van werkneemster.
Zorgplicht werkgever geschonden?
Vervolgens buigt de rechtbank zich over de vraag of de werkgever haar zorgplicht heeft geschonden. Wanneer werkgevers namelijk niet aan hun zorgplicht voldoen, wordt de bewijslast omgedraaid en zal de werkgever dus moeten bewijzen dat de coronabesmetting niet tijdens werktijd is opgelopen. Ook een lastige taak.
In dit geval geeft de rechtbank aan dat het gaat om de vraag of werkgever voldoende heeft gedaan om een coronabesmetting te voorkomen. Uiteraard binnen de grenzen van wat er redelijkerwijs van een werkgever mag worden verwacht. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat werkgever een werkinstructie heeft gegeven, waarin is aangegeven dat bij een bewoner met corona gerelateerde klachten PBM diende te worden gebruikt. Het gaat daarbij om een verdenking van corona, waarbij het aan de dienstdoende arts is om deze verdenking vast te stellen en niet aan verpleegkundigen, aldus werkneemster vanuit haar rol als verpleegkundige. Werkgever brengt daar tegenin dat er voldoende PBM ter beschikking waren gesteld en dat het aan werkneemster was deze zelf te gebruiken. De rechtbank volgt de werkgever daarin niet en oordeelt dat het tot de taak van werkgever behoorde om duidelijke en specifieke instructies te geven aan het personeel. Een en ander valt binnen de verantwoordelijkheid van een zorginstelling. Van werkneemster mocht niet worden verwacht om tegen de werkinstructie in PBM te gebruiken. Concluderend stelt de rechtbank dat werkgever aansprakelijk kan worden gehouden voor de door werkneemster geleden en nog te lijden schade.
Kan dit worden gezien als het toetsingskader voor overige claims?
Interessant aan deze uitspraak is de vraag wanneer zorginstellingen wel zouden voldoen aan hun zorgplicht. In de zorg zijn er natuurlijk veel situaties geweest waarbij werknemers zijn blootgesteld aan corona. De zorginstelling heeft in deze situatie wel de RIVM-Richtlijnen gehanteerd en doorgevoerd in de werkwijze. De rechtbank lijkt de lat om te voldoen aan de zorgplicht redelijk hoog te leggen, terwijl het ook voor zorginstellingen een lastige periode was, met bijvoorbeeld ook schaarste van PBM en wijzigende instructies vanuit de overheid. Uiteraard zal iedere aansprakelijkstelling en uitkomst daarvan afhankelijk zijn van de specifieke omstandigheden van het geval. Zo te zien wordt daarbij ook meegewogen om welke periode het gaat, in dit geval de lockdown.
Veel jurisprudentie over aansprakelijkheid van werkgevers in de zorg is er nog niet. Wel hebben rechters zich al eerder over soortgelijke vraagstukken gebogen in andere sectoren. Zo oordeelde de rechtbank Den Haag in geval van een werknemer van een verslavingskliniek dat geen sprake is van aansprakelijkheid, omdat de zorgplicht van de werkgever niet is geschonden. Werkgever had namelijk voldaan aan alles wat van haar kon worden verwacht op basis van wetgeving en landelijk beleid. Zo blijkt maar dat het sterk afhankelijk is van de specifieke omstandigheden of een werkgever haar zorgplicht schendt.