Het gezondheidsrecht kent meerdere kwaliteitswetten die in het leven zijn geroepen om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te waarborgen. Eén van die wetten is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (de “Wet BIG”). De Wet BIG is onder meer gericht op het reguleren van specifieke beroepen en voorbehouden handelingen, maar reguleert daarnaast ook het tuchtrecht voor (bepaalde) zorgverleners. In dit artikel wordt ingegaan op deze drie belangrijke onderdelen van de Wet BIG.
1. Welke beroepen vallen onder de Wet BIG?
Wettelijk beschermde beroepen: artikel 3 Wet BIG
De Wet BIG heeft als doel de kwaliteit van de gezondheidszorg te bevorderen en patiënten te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. In artikel 3 van de Wet BIG worden elf beroepen genoemd waarvan de titel wettelijk beschermd is. Deze beroepstitel mag dus uitsluitend worden gebruikt door zorgverleners die als zodanig geregistreerd staan in het BIG-register. Het BIG-register is een openbaar register waarin zorgverleners, mits zij onder meer aan de (opleidings)eisen voldoen, worden opgenomen. Artikel 3-beroepen dienen zich zodoende te registreren in het BIG-register, en iedere vijf jaar te herregistreren, om hun beroepstitel te mogen dragen en de bijbehorende handelingen uit te mogen voeren.
Artikel 3-beroepen zijn onder meer beroepen als arts, tandarts, verpleegkundige, apotheker, psycholoog en verloskundige. Onder bepaalde voorwaarden, kunnen (door de wetgever) beroepen worden toegevoegd aan artikel 3. Elke categorie heeft specifieke verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen de gezondheidszorg. In de Wet BIG is per beroep nader beschreven wat het deskundigheidsgebied is.
Beschermde opleidingstitel en experimenteerberoepen: artikel 34 en 36a Wet BIG
Naast de artikel 3-beroepen, zijn er ook artikel 34-beroepen. Dit zijn beroepen die niet in het BIG-register staan, maar die wel een wettelijk beschermde opleidingstitel hebben. De deskundigheids- en opleidingseisen staan doorgaans beschreven in een Algemene Maatregel van Bestuur (“AMvB”). Deze beroepen kunnen zich niet laten registreren in het BIG-register en vallen dus ook niet onder het tuchtrecht. Artikel 34-beroepen zijn onder meer apothekersassistent, logopedist en diëtist.
Tot slot zijn er de artikel 36a-experimenteerberoepen. Dit zijn beroepen die een wettelijk beschermde opleidingstitel hebben gedurende een bepaalde experimenteerperiode. In tegenstelling tot de artikel 34-beroepen, kunnen artikel 36a-beroepen zich (tijdelijk) registreren in het BIG-register en vallen ze daarmee ook onder het tuchtrecht. Daarnaast mogen deze beroepen (bepaalde) voorbehouden handelingen uitvoeren. Na het einde van de experimenteerperiode wordt door de wetgever beoordeeld of het beroep wordt opgenomen in artikel 3 Wet BIG. Een voorbeeld van een artikel 36a-beroep is de geregistreerd mondhygiënist.
2. Wat zijn voorbehouden handelingen Wet BIG?
Naast het kwalificeren van de verschillende BIG-beroepen, kent de Wet BIG ook een lijst van voorbehouden handelingen. Voorbehouden handelingen zijn medische handelingen die grote risico’s met zich mee kunnen brengen voor een patiënt. Voorbehouden handelingen zijn bijvoorbeeld injecteren, het uitvoeren van puncties, het voorschrijven van geneesmiddelen op recept of het onder narcose brengen.
Voorbehouden handelingen mogen enkel worden uitgevoerd door bevoegde, deskundige en bekwame zorgverleners. Wie bevoegd zijn de voorbehouden handelingen uit te voeren, wordt per handeling beschreven in de Wet BIG. De deskundigheid is gekaderd door de opleidings- en deskundigheidseisen voor dat beroep. Naast bevoegd, dienen zorgverleners ook bekwaam te zijn om deze handelingen uit te voeren. Dat houdt in dat de zorgverlener over voldoende kennis en vaardigheden moet beschikken om de betreffende handeling uit te voeren. Dat iemand bevoegd en deskundig is, betekent nog niet dat iemand bekwaam is. Bekwaamheid moet altijd feitelijk worden vastgesteld.
Zorgverleners kunnen het uitvoeren van voorbehouden handelingen ook uitbesteden door middel van een opdracht (ook wel de ‘verlengde arm’). De opdracht is wel aan een aantal eisen verbonden. Zo dient de opdrachtnemer bekwaam te zijn, dient de opdrachtnemer aanwijzingen van de opdrachtgever op te volgen en dient sprake te zijn van toezicht en tussenkomst door de opdrachtgever.
3. Tuchtrecht
Op het moment dat een BIG-geregistreerde zorgverlener in strijd heeft gehandeld met de zorg die de beroepsbeoefenaar behoort te verlenen, dan wel in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt, kan hij daarvoor tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gehouden. De Wet BIG regelt onder meer welk handelen/nalaten tuchtrechtelijk wordt getoetst (de tuchtnormen), wie een tuchtklacht kan indienen en op welke manier dit mogelijk is. Zo kan een tuchtklacht worden ingediend door bijvoorbeeld een patiënt, een collega-zorgverlener, de werkgever of de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (de “IGJ”).
De zorgverlener waartegen een tuchtklacht wordt ingediend, doet er goed aan tijdig advies in te winnen. Er zal namelijk verweer gevoerd moeten worden en het tuchtcollege kan – bij verwijtbaarheid – een maatregel opleggen. Een van de meest verstrekkende maatregelen is een schorsing van de BIG-registratie of zelfs een doorhaling van de BIG-registratie. De beroepsbeoefenaar kan zijn vak dan tijdelijk of permanent niet meer uitvoeren.
Aanscherping en evaluatie Wet BIG
De Wet BIG speelt een belangrijke rol in de regulering van de kwaliteit van de gezondheidszorg. De wet omschrijft specifieke BIG-beroepen en voorbehouden handelingen, met als doel de kwaliteit en veiligheid van de zorg te waarborgen. Daarnaast reguleert de Wet BIG het tuchtrecht voor BIG-geregistreerde zorgverleners.
De Wet BIG wordt voortdurend geëvalueerd en waar nodig aangescherpt om bij te blijven met de ontwikkelingen en veranderingen in de gezondheidszorg. Wij houden deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en houden u daarover op de hoogte.