Inzageverzoeken door nabestaanden: moet je als zorgaanbieder meewerken?
Zorgaanbieders krijgen regelmatig te maken met inzageverzoeken afkomstig van patiënten of van hun nabestaanden. Het verzoek van een patiënt zorgt niet vaak voor vragen; patiënten hebben recht op inzage in hun medisch dossier, zo staat in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (hierna te noemen: “WGBO”). Het verzoek van een nabestaande is ingewikkelder. Hoe moet je in die situatie handelen als zorgaanbieder? In dit artikel staan wij daarbij stil.
Verzoek om inzage
Allereerst is van belang dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming ( “AVG”) enkel van toepassing is op personen in leven. Informatie over overleden personen valt dus in principe niet onder de reikwijdte van de AVG. Dat maakt echter niet dat deze informatie zonder meer kan worden gedeeld.
Als het gaat om een behandelovereenkomst met een geneeskundige context, is de WGBO van toepassing. In artikel 454 van de WGBO is neergelegd dat een patiënt recht heeft op inzage in zijn of haar medisch dossier. Het inzagerecht komt in beginsel alleen toe aan de patiënt zelf en dus niet aan derden, ook niet zijn of haar familie. Het beroepsgeheim geldt daarbij ook na het overlijden van een patiënt. Het inzagerecht van de patiënt gaat dus niet ‘over’ op de nabestaanden.
De wet kent nabestaanden slechts in bepaalde situaties een recht op inzage of informatie uit het medisch dossier van de overleden patiënt toe. Dit is bepaald in artikel 458a van de WGBO. In de KNMG-handreiking “Inzage in medische dossiers door nabestaanden” (hierna: “de Handreiking”) is een en ander nader toegelicht. Nabestaanden mogen inzage krijgen in de volgende gevallen:
Toestemming
Als de patiënt bij leven toestemming heeft gegeven (dat wil zeggen schriftelijk of elektronisch vast heeft gelegd dat een of meerdere personen gegevens mogen inzien), is dit een grond om de gegevens aan een nabestaande te verstrekken. Uit deze toestemming moet duidelijk blijken wie deze gegevens mogen inzien en om welke gegevens het gaat. In lijn daarmee kan in ieder geval van inzage worden afgezien indien de overleden patiënt bij leven heeft vastgelegd niet te willen dat nabestaanden inzage verkrijgen.
Incident
Daarnaast kan inzage of afschrift van het medisch dossier worden gegeven aan een nabestaande indien diegene een mededeling over een incident in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft ontvangen. Er is sprake van een incident als zich een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis voordoet, die betrekking heeft op de kwaliteit van zorg, en die heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de patiënt. Het gaat om de mededeling die de zorgaanbieder doet aan de patiënt of diens nabestaande(n) ten aanzien van dat incident.
Zwaarwegend belang
Het laatste geval dat wordt genoemd is het zwaarwegend belang van de nabestaande om het medisch dossier van de overleden patiënt in te zien. Het belang van geheimhouding in de zorg is van zodanig gewicht dat dit echt het uitgangspunt is. Daarop kan slechts inbreuk worden gemaakt indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat door het beroepsgeheim een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden, zo blijkt ook uit een uitspraak van de Hoge Raad.
Dat is dus een zware toets, maar ook een zeer casuïstische toets waarbij steeds moet worden gekeken naar de feitelijke situatie, om te kunnen beoordelen of er voldoende zwaarwegend belang aanwezig is om het beroepsgeheim te doorbreken. Uit de toelichting op de wet volgt dat degene die inzage verzoekt (i) moet stellen dat er een zwaarwegend belang is, (ii) vervolgens met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk moet maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad, én (iii) diegene moet aannemelijk maken dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
Voorbeelden van zwaarwegend belang
De wet bevat geen limitatieve lijst met zwaarwegende belangen. Voornoemde Handreiking van de KNMG geeft wel een aantal voorbeelden van zwaarwegende belangen.
Eén concreet voorbeeld van een zwaarwegend belang in de Handreiking is het ‘vermoeden van een medische fout’. Dat wordt doorgaans – onder voorwaarden – als een zwaarwegend belang gezien. Enkel stellen dat dit vermoeden bestaat is echter niet voldoende. De aanvrager moet volgens de Handreiking aannemelijk maken dat mogelijk sprake is van verwijtbaar onjuist handelen door de hulpverlener. De aanvrager zal daartoe in ieder geval voldoende concrete aanwijzingen moeten aanleveren. De aanvrager hoeft niet aan te tonen (te ‘bewijzen’) dat er een medische fout is gemaakt. Dat kan zonder dossier vaak immers niet en is sowieso erg lastig. Maar er moeten wel aanwijzingen zijn.
Een ander voorbeeld van een zwaarwegend belang is een aanpassing van het testament door de overleden patiënt, waarbij personen zijn onterfd én er concrete aanwijzingen bestaan dat de overledene op het moment dat het testament is gewijzigd, wilsonbekwaam was. Uit rechtspraak volgt dat in dat geval aangenomen kan worden dat sprake is van een zwaarwegend belang op grond waarvan inzage kan worden verleend in het medisch dossier.
Het komt ook wel eens voor dat rouwverwerking (het kunnen afsluiten van wat er is gebeurd) door nabestaanden wordt genoemd als reden om inzage te verkrijgen. Over het algemeen wordt rouwverwerking niet als zwaarwegend belang gezien.
Vertegenwoordiger
De vraag rijst hoe moet worden gehandeld als de nabestaande bij leven ook de vertegenwoordiger was van de overleden patiënt. Als een patiënt een vertegenwoordiger heeft (die bevoegd is in het kader van de WGBO), komt de zorgverlener immers in beginsel zijn verplichtingen uit de WGBO jegens de vertegenwoordiger na. Dat geldt ook voor het opvragen van informatie uit het medisch dossier. Dan geldt in principe ook dat – zolang niet expliciet is aangegeven dat er inzage mocht zijn na overlijden – de inzage nog steeds beperkt moet blijven tot gevallen zoals in de wet genoemd, omdat de rol van vertegenwoordiger formeel eindigt bij het overlijden. In principe geldt dan het hierboven geschetste kader. Echter, de Handreiking van de KNMG en de wetgever hebben hier wel extra aandacht aan besteed, omdat het onder bepaalde gevallen onredelijk wordt geacht dat het inzagerecht van een vertegenwoordiger bij overlijden ineens zou eindigen. De Handreiking schrijft daarover:
“Maar in de regel mag u aan een voormalig vertegenwoordiger of voormalig mentor eerder gegevens verstrekken dan aan anderen. Zo kunt u vooral overwegen de gegevens te verstrekken als:
• de vertegenwoordiger de patiënt langere tijd heeft begeleid;
• hij, gelet op het doel waarvoor hij de gegevens opvraagt en de aard van de gegevens, ook tijdens het leven van de patiënt gegevens uit het dossier had mogen inzien.”
Als voorbeeld van een zwaarwegend belang van een ex-vertegenwoordiger wordt ook de medische fout genoemd. Niet gezegd is dus dat een ex-vertegenwoordiger dan altijd inzage mag krijgen, maar het weegt volgens de Handreiking wel mee in het geheel indien deze persoon voor het overlijden óók bevoegd was om inzage te verkrijgen in het medisch dossier.
Aandachtspunten
Indien uiteindelijk wordt besloten dat sprake is van een uitzondering op grond waarvan het medisch beroepsgeheim mag worden doorbroken, moet de gegevensverstrekking (het delen van de gegevens) alsnog voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit wil zeggen dat er niet meer gegevens mogen worden verstrekt dan noodzakelijk voor het doel van de doorbreking (bijvoorbeeld het zwaarwegend belang, zoals het vaststellen van de medische fout). Niet gezegd is dus – zelfs als er een zwaarwegend belang is – dat een nabestaande het gehele dossier mag inzien.
Daarnaast is het aan te raden alle communicatie over de dossierverstrekking schriftelijk te laten verlopen. Zo zorgt dit doorgaans voor enige bedenktijd en kan dit helpen de afwegingen achteraf beter te kunnen rechtvaardigen.
Mocht u in de praktijk te maken krijgen met een lastig inzageverzoek van een patiënt of nabestaande(n), neemt u dan gerust contact met ons op.