Uitvoeringsbesluit Wtza definitief: belangrijke aanpassingen voor de verplichtingen rondom interne toezichthouders
De Wet toetreding zorgaanbieders (‘Wtza’) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (‘AWtza’) zullen – zoals het er nu naar uitziet – op 1 januari 2022 in werking treden. Een belangrijk onderdeel van deze wetgeving is het Uitvoeringsbesluit Wtza (het ‘Uitvoeringsbesluit’). Daar schreven wij eerder al dit artikel over. Het Uitvoeringsbesluit brengt namelijk een aantal belangrijke uitzonderingen met zich ten aanzien van de verplichtingen uit de Wtza, zoals de meldplicht en de verplichting om een interne toezichthouder aan te stellen. Recentelijk is de definitieve versie van dit Uitvoeringsbesluit vastgesteld en gepubliceerd. Wat zijn voor zorgaanbieders de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de eerdere conceptversie van het Uitvoeringsbesluit?
Aanstellen interne toezichthouder
Gewijzigde uitzonderingen: wie moet nog een toezichthouder aanstellen?
Eén van de verplichtingen op basis van de (A)Wtza zal zijn dat bepaalde zorgaanbieders een interne toezichthouder (zoals een Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht) moeten aanstellen. In artikel 5 Uitvoeringsbesluit is opgenomen welke zorgaanbieders uitgezonderd zijn van de verplichting om een interne toezichthouder aan te stellen.
In de conceptversie van het Uitvoeringsbesluit was opgenomen dat deze verplichting niet zou komen te gelden voor onder andere instellingen die met 10 of minder zorgverleners medisch specialistische zorg verlenen. In het definitieve Uitvoeringsbesluit is deze beperking tot medisch specialistische zorg vervallen. Dat heeft gevolgen voor een aantal typen zorgaanbieders.
Dit betekent in het kort het volgende. Voor de volgende zorginstellingen geldt de uitzondering. Deze instellingen zijn niet verplicht om een interne toezichthouder aan te stellen:
- Instellingen met 10 zorgverleners of minder;
- Instellingen die (Zvw- of Wlz-) zorg zonder verblijf verlenen met 25 zorgverleners of minder. Behalve als er sprake is van medisch specialistische zorg, persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging. In dat geval geldt de grens van 10 zorgverleners.
Overige wijzigingen interne toezichthouder
In het definitieve Uitzonderingsbesluit is daarnaast een nieuwe uitzondering opgenomen ten aanzien van het persoonsgebonden budget (‘PGB’). Zo geldt voor instellingen waar cliënten verblijven en waarbij de zorg volledig wordt bekostigd uit een PGB, dat zij geen interne toezichthouder hoeven aan te stellen. Daarbij geldt wel de eis dat de meerderheid van de zeggenschap binnen de leiding van die zorginstelling moet zijn belegd bij de cliënten zelf of hun wettelijke vertegenwoordigers / bloed- of aanverwanten.
In de toelichting bij het Uitvoeringsbesluit volgt dat hiermee wordt gedoeld op de ‘ouderinitiatieven’. Dit zijn organisaties van (ouders / familie van) cliënten met een beperking of aandoening die beschikken over een PGB, en waarbij de zeggenschap voornamelijk ligt bij de betrokken ouders, familie of cliënten. Een en ander omdat deze ouderinitiatieven vaak al goed in zicht zijn bij het zorgkantoor. Een vergelijkbare uitzondering geldt in het kader van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz 2018).
Getrapt toezicht
Eerder schreven wij al dat in de toelichting op de conceptversie van het Uitvoeringsbesluit, was bepaald dat van ‘getrapt’ toezicht geen sprake mocht zijn. Zo was van belang dat een interne toezichthouder in een holdingstructuur, ook toezicht zou moeten kunnen houden op de dochterondernemingen.
In de toelichting op de definitieve versie van het Uitvoeringsbesluit is aangegeven dat wordt afgezien van de term ‘getrapt toezicht’. Wel blijft van belang dat de interne toezichthouder nog steeds rechtstreeks toezicht moet kunnen houden op het “niveau waar de voor de instelling belangrijke beleidsbeslissingen kunnen worden genomen”.
Indien er zodoende bijvoorbeeld sprake is van een holdingstructuur, blijft het van belang dat de interne toezichthouder toezicht moet kunnen blijven houden op ontwikkelingen binnen die holding, ook als het gaat om een dochtervennootschap die de zorg levert. De strekking blijft dus min of meer gelijk. Het is zodoende ook mogelijk dat een persoon lid is van de interne toezichthouder van verschillende instellingen bij zowel de moeder- als dochterorganisatie (of binnen een groep).
Eisen toezichthouders
De eisen die aan de interne toezichthouders worden gesteld, zijn in het Uitvoeringsbesluit op bepaalde punten uitgebreid. Zo geldt dat een toezichthouder tijdens of in een periode van drie jaar voorafgaand aan het toezichthouderschap geen werknemer van de instelling mag zijn geweest of krachtens een overeenkomst van opdracht werkzaam mag zijn geweest voor de instelling. Het laatstgenoemde deel is nieuw ten opzichte van de conceptversie van het Uitvoeringsbesluit.
Daarnaast is in het Uitvoeringsbesluit opgenomen dat de toezichthouder geen lid mag zijn van de toezichthouder van een rechtspersoon die aandelen in de instelling houdt, tenzij die rechtspersoon onderdeel uitmaakt van een groep met de instelling. Dit betreft een verduidelijking ten opzichte van het concept besluit.
Meldplicht
In het Uitvoeringsbesluit is een aantal (nieuwe en bestaande) zorgaanbieders uitgezonderd van de meldplicht. Zo geldt bijvoorbeeld voor bestaande zorgaanbieders die ten tijde van de inwerkingtreding van de Wtza staan vermeld in een ‘openbaar register’ in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, dat zij zich niet hoeven te melden. Uit de toelichting op het Uitvoeringsbesluit volgt dat met dit register, het Landelijk Register Zorgaanbieders (‘LRZa’) wordt bedoeld. Het streven is dat er uiterlijk 1 juli 2021 een portaal beschikbaar is, waarin zorgaanbieders kunnen checken of zij in het LRZa staan. Overigens lijkt het portaal nu al (deels) beschikbaar.
De inhoud van deze uitzondering is ongewijzigd gebleven, maar een en ander is wel verduidelijkt in het Uitvoeringsbesluit Wtza.
Tot slot
Het definitieve Uitvoeringsbesluit Wtza brengt zodoende een aantal relevante wijzigingen met zich, voornamelijk ten aanzien van het interne toezicht. Daarnaast zijn veel andere belangrijke bepalingen nu definitief, zoals bijvoorbeeld de eis dat de interne toezichthouder uit minstens drie natuurlijke personen moet bestaan. Zorgaanbieders doen er dan ook goed aan om te bezien welke verplichtingen en uitzonderingen op hen van toepassing zijn, en zo nodig, de statuten aan te passen. Indien daarover vragen bestaan, kunt u uiteraard contact met ons opnemen.