Verzet tegen realisatie gezondheidscentrum strandt op relativiteitsvereiste
Bestuursrechtelijk geschil tussen concurrenten
Op 13 oktober 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen huisarts en de gemeente over de realisatie van een gezondheidscentrum. De huisarts in kwestie was het er niet mee eens dat op 1 kilometer afstand van zijn praktijk een gezondheidscentrum gevestigd zou worden, waarin ook huisartsen zich zouden vestigen. Feitelijk gaat het dus om een geschil tussen concurrenten dat via de bestuursrechtelijke weg wordt uitgevochten
Eerdere procedure strand op relativiteitsvereiste
De huisarts had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning om dit gezondheidscentrum te realiseren. De gemeente en rechtbank hadden het bezwaar respectievelijk beroep van de huisarts afgewezen. De rechtbank had het beroep afgewezen zonder inhoudelijke toets, omdat de rechtbank van oordeel was dat niet aan het zogenoemde relativiteitsvereiste was voldaan. Kort samengevat betekent dit dat de rechtbank dan niet inhoudelijk kan toetsen aan de normen waarvan de huisarts stelt dat deze geschonden zijn, omdat deze normen niet beogen het belang van de huisarts te beschermen.
Afdeling bevestigt uitspraak: afdoen op relativiteitsvereiste is terecht
Daartegen ging de huisarts in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak wijst de meeste bezwaren van de huisarts ook van de hand zonder inhoudelijke beoordeling. Op een aantal gronden gaat de Afdeling nog wel in.
Relevante leegstand
Zo staat het relativiteitsvereiste volgens de afdeling inderdaad niet in de weg aan de toets of door het besluit relevante leegstand zal ontstaan. Daarvoor is evenwel vereist dat zodanige leegstandseffecten ontstaan dat dit tot een uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie zal kunnen leiden. In casu wordt vastgesteld dat hiervan geen sprake is.
Verkeerssituatie: beroep op goede ruimtelijke ordening
Het beroep van de huisarts op het ontstaan van gevaarlijke verkeerssituaties voor spoedritten, omdat er ter plaatse éénrichtingsverkeer is, doet de Afdeling niet af op het relativiteitsvereiste. Dit betreft immers een beroep op de goede ruimtelijke ordening en daarbij kan de huisarts wel belang hebben.
Relevantie voor concurrenten
De afdeling zet mooi uiteen in hoeverre de norm een goede ruimtelijke ordening een rol kan spelen in de positie tussen concurrenten:
“De norm van een goede ruimtelijke ordening ziet onder meer ook op het behouden en herstellen van een uit ruimtelijk oogpunt goed ondernemersklimaat (uitspraken van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2560 (Zwolle), 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1374 (Steenbergen), 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1192 (Weesp) en 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:106 (Best)). Appellanten kunnen tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan bijvoorbeeld opkomen met de stelling dat een bestemmingsplan zal leiden tot een vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening minder goed ondernemersklimaat vanwege onaanvaardbare verkeerscongestie (uitspraak van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1192 (Weesp)). Indien aannemelijk is dat het plan kan leiden tot een minder goed ondernemersklimaat voor de appellant, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de norm van een goede ruimtelijke ordening kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belangen (uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1374, (Steenbergen)).”
Het mogelijk ontstaan van een gevaarlijke verkeerssituatie bij het te realiseren gezondheidscentrum, 1 kilometer van de praktijk van de huisarts, wordt door de Afdeling afgedaan op grond van het ontbreken van een belang. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat mogelijke deze verkeersgevolgen ook effecten zullen hebben bij de praktijk van de huisarts.
Juridisch toetsingskader
De uitspraak van de Afdeling geeft ook een mooie opsomming van het juridisch toetsingskader in een bestuursrechtelijke procedure in het geval twee concurrenten de strijd aanbinden via een bestuursrechtelijke discussie.
De slotsom is dat het bestuursrecht veel hobbels kent om succesvol op te komen tegen de plannen van een concurrent. Het relativiteitsvereiste en het vereiste dat er sprake moet zijn van een in het kader van de ruimtelijke ordening te respecteren belang, zijn lastig te nemen hobbels. In Nederland mogen partijen in beginsel vrij met elkaar concurreren, en rechters zijn terughoudend bestaande aanbieders te beschermen tegen die concurrentie middels het bestuursrecht. De normen die in bestuursrechtelijke procedures ter toetsing worden voorgelegd beogen bovendien in veel gevallen niet de belangen van een concurrent te beschermen.