Het is helaas zo dat niet alle familieleden hetzelfde voor ogen hebben ten aanzien van een behandeling van een cliënt. Indien de cliënt zelf niet meer (volledig) wilsbekwaam is en er een beslissing moet worden genomen, waarbij familieleden niet op één lijn zitten, kan dit de zorgverlener c.q. de zorginstelling in een lastige positie brengen. In dit artikel gaan wij in op de mogelijkheden voor de zorgverlener, indien naasten van een cliënt niet op één lijn zitten met betrekking tot de beslissingen die genomen moeten worden.
Rol familielid vs. rol vertegenwoordiger
Allereerst is het van belang om te duiden welke rol ieder van de betrokken familieleden heeft. Immers maakt dit uit voor welke verplichtingen je hebt als zorgverlener en tegenover wie je deze verplichtingen dient uit te oefenen. Een en ander geldt ook voor de informatie-uitwisseling omtrent de zorgverlening, zoals wij in ons vorige artikel hebben toegelicht. Er kan onderscheid worden gemaakt in drie verschillende situaties:
- Cliënt is zelf wilsbekwaam ter zake en geeft aan dat een familielid mag meekijken in het medisch dossier en aanwezig is bij de gesprekken: er is sprake van uitdrukkelijke toestemming van cliënt. Op basis hiervan mag (ook) informatie worden gedeeld met bijvoorbeeld de dochter. Cliënt is zelf nog in staat om beslissingen te maken omtrent haar zorgverlening.
- Cliënt is niet wilsbekwaam ter zake en er is een wettelijk vertegenwoordiger, schriftelijk gemachtigde of familievertegenwoordiger: deze vertegenwoordiger is bevoegd om die beslissingen te nemen omtrent de zorgverlening wanneer de cliënt dat (tijdelijk) niet kan. De beslissingen van de vertegenwoordiger moeten in beginsel worden gevolgd, indien de vertegenwoordiger zich als goed vertegenwoordiger opstelt.
- Cliënt is niet wilsbekwaam ter zake en is geen vertegenwoordiger: familielid is een ‘derde’ in juridische zin. Er mag geen informatie worden gedeeld, anders kan er sprake zijn van een schending van het beroepsgeheim. Dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de eerste contactpersoon, die niet ook als vertegenwoordiger optreedt (zie ook hierna).
Verschillende vormen van vertegenwoordiging
In het kort maakt het ook uit van wat voor type vertegenwoordiger er sprake is. Er zijn vertegenwoordigers die aangewezen worden door de kantonrechter: een curator, een mentor (alleen voor beslissingen op persoonlijk vlak, waaronder zorgbeslissingen, bevoegd) en een bewindvoerder (alleen voor financiële zaken). Een curator is bevoegd om zowel voor de zorg als op het financiële vlak beslissingen te nemen. Daarnaast kan er sprake zijn van een volmacht c.q. schriftelijk gemachtigde die is afgegeven door de cliënt zelf. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een levenstestament via de notaris. Let op: dit is wat anders dan het doorgeven van een eerste contactpersoon! Een eerste contactpersoon heeft geen formeel juridische status en dient als gewoon familielid te worden gezien, indien deze persoon niet ook als de vertegenwoordiger optreedt.
Is de cliënt wilsonbekwaam en is er geen vertegenwoordiger aangewezen door de kantonrechter dan wel door de cliënt zelf op basis van bijvoorbeeld een levenstestament, dan treedt een familievertegenwoordiger op, op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (artikel 7:465 BW). In dat geval moet eerst bekeken worden of er een partner is (echtgenoot, of andere levensgezel). Is die er en wil diegene deze rol op zich nemen, dan is de partner de vertegenwoordiger. Zo niet, dan geldt de volgende wettelijke “rangorde”: kind, ouder, broer/ zus, grootouder of kleinkind van de cliënt.
Hoe nu verder bij een conflict omtrent vertegenwoordiging?
Op het moment dat de cliënt wilsbekwaam is, is de wil van de cliënt leidend. Daarbij is het raadzaam om met de cliënt af te stemmen wie van de familieleden welke rol heeft en wat diens wensen daarin zijn, ook wanneer voorzienbaar is dat de cliënt bijvoorbeeld wilsonbekwaam zal worden in de (nabije) toekomst gezien diens gezondheidstoestand. Als de cliënt (al) wilsonbekwaam is, dient er te worden gekeken of er een formele vertegenwoordiger is of dat een familievertegenwoordiger optreedt.
Indien er een conflict in de familie is omtrent de vraag wie als vertegenwoordiger mag optreden – en hiervoor bijvoorbeeld twee familieleden een verzoek tot mentorschap bij de rechter hebben ingediend – dan is dit een zeer lastige situatie. De zorgverlener hoeft, wanneer de familie dat zelf niet doet en totdat de rechter een vertegenwoordiger heeft benoemd, maar één persoon aan te wijzen waar hij zich tot hoeft te wenden. Hierbij kan in overweging worden genomen om bij de intake met de cliënt al te vragen wie hij wenst dat voor hem als vertegenwoordiger optreedt. In ieder geval zal moeten worden gekeken welk familielid het beste in de geest van de cliënt kan beslissen: wie is het meest betrokken c.q. komt het beste op voor het belang van de cliënt? Wij raden aan al deze stappen en overwegingen vast te leggen in het dossier van de cliënt.
Toch dient er terughoudend te worden omgegaan met het al dan niet volgen van één van de familieleden. Het betreft met name een familieaangelegenheid. Het is onder bepaalde voorwaarden ook mogelijk voor de zorginstelling om het vertegenwoordigersvraagstuk voor te leggen aan de kantonrechter en bijvoorbeeld zelf als zorginstelling een verzoek tot mentorschap in te dienen.