Met de komst van de Wet medezeggenschap cliëntenraden 2018 (Wmcz 2018) (van kracht sinds 1 juli 2020) is de positie van de cliënten binnen zorginstellingen versterkt. Los van de discussies over deze positie en de totstandkoming van de wet is het voor nu de vraag hoe deze wet in de praktijk uitpakt.
Wij zien dat veel cliëntenraden en zorginstellingen worstelen met de toepassing van de wet. Dit omdat de cliëntenraden vaak al prima functioneerden en het over en weer duidelijk was bij wie welke bevoegdheden lagen. Met de wijziging van de regels moeten de onderlinge verhoudingen tussen de cliëntenraad en de zorginstelling vaak bijgeschaafd worden. Bij instellingen waar meerdere cliëntenraden zijn is het bovendien zoeken naar een voor deze instelling en haar cliënten passende structuur tussen de van oorsprong benoemde deelraden en de centrale cliëntenraad.
In dit artikel staan wij stil bij een tweetal uit de praktijk gebleken ‘hobbels’, namelijk hoe om te gaan met meerdere cliëntenraden en hoe om te gaan met het bindend voordrachtsrecht van de cliëntenraad tot benoeming van minimaal één lid van het toezichthoudend orgaan.
Meerdere cliëntenraden
De Wmcz 2018 bepaalt het volgende over het instellen van meerdere cliëntenraden in één zorginstelling: Indien een instelling die erop is ingericht cliënten langdurig te laten verblijven of die bij cliënten thuis zorg laat verlenen, meerdere locaties in stand houdt, is deze instelling verplicht om voor elk van die locaties een cliëntenraad in te stellen, tenzij een voor zo een locatie representatief te achten delegatie van cliënten of hun vertegenwoordigers heeft aangegeven hier geen behoefte aan te hebben of dit in redelijkheid voor een of meer van die locaties niet aangewezen is.
Het kan dus aan de orde zijn dat een zorginstelling per locatie een cliëntenraad dient in te stellen. Veel bestaande zorginstellingen kennen al het systeem van deelraden en/of verwantenraden en een centrale cliëntenraad. Deze centrale cliëntenraad bestaat in dat geval uit afgevaardigden van de deelraden, heeft de rol van gesprekspartner van de bestuurder van de instelling en komt de belangrijke beslissingen (zoals adviesbesluiten) toe. Met de komst van de Wmcz 2018 dient een bestaande situatie van deelraden en een centrale cliëntenraad op tafel te worden gelegd. Wil men deze situatie handhaven? Dat mag, maar dan dient wel in de medezeggenschapsregeling duidelijk te worden vastgelegd wie welke bevoegdheden heeft.
Het kan ook voorkomen dat er discussie ontstaat over de nieuwe inrichting van de cliëntenraden. Stel er zijn 3 bestaande deelraden, waarvan 2 deelraden aangeven zich niet te willen laten aanmerken als cliëntenraad onder Wmcz 2018. Ze zijn akkoord met het bestaan van (enkel) een centrale cliëntenraad, maar 1 deelraad zelf wenst (en dit feitelijk al doet) te kwalificeren als cliëntenraad. Dan kent deze instelling 2 cliëntenraden: de centrale cliëntenraad en de deelraad (nu ook een cliëntenraad).
Welke bevoegdheden hebben deze beide cliëntenraden?
In beginsel hebben beide cliëntraden alle bevoegdheden die in de Wmcz 2018 aan een cliëntenraad zijn toegekend. Dus beiden hebben bijvoorbeeld het in de Wmcz 2018 beschreven advies- en instemmingsrecht. Dit is wellicht niet altijd wenselijk maar onze ervaring is dat de betreffende cliëntenraden zich dit ook niet realiseren. Het is ‘gewoon’ de bedoeling dat de betreffende deelraad voor haar ‘huis’ (locatie) bepaalde bevoegdheden heeft. Ook hier geldt dat de betrokken cliëntenraden en het bestuur van de instelling om tafel moeten om heldere afspraken met elkaar te maken welke cliëntenraad welke bevoegdheden heeft. Deze afspraken kunnen vervolgens worden vastgelegd in de medezeggenschapsregeling.
Bindend voordrachtsrecht tot benoeming van tenminste één lid van het toezichthoudend orgaan
Op basis van de Wmcz 2018 dient aan de cliëntenraad het bindend voordrachtsrecht te worden gegeven tot benoeming van tenminste één lid van het toezichthoudend orgaan van de zorginstelling. Dit recht dient in de statuten van de zorginstelling te worden opgenomen. Ook dit recht blijkt in de praktijk weerbarstig. Dit is een onderwerp dat iedere instelling ons inziens expliciet zou moeten agenderen.
Hoe willen de instelling en de cliëntenraad hier mee omgaan? De vraag komt vaak pas op als er een nieuw lid voor de Raad van Toezicht moet worden geworven. Als de cliëntenraad wel betrokken wordt bij de werving maar uiteindelijk geen voordracht doet, heeft zij dan afgezien van dit recht en geldt dit dan uitsluitend voor deze kandidaat en begint bij de werving van het volgende lid het ‘spel’ opnieuw? Of was er voor de betreffende kandidaat helemaal geen voordrachtsrecht?
Voordrachtsrecht
Cliëntenraden zijn niet altijd blij met dit voordrachtsrecht, omdat zij het lastig vinden iemand te benoemen. Anderzijds zijn ook instellingen en Raden van Toezicht soms huiverig voor het bindend voordrachtsrecht van de cliëntenraad. Maar vrees voor het (vaak) onbekende kan eenvoudigweg ondervangen worden door de posities bespreekbaar te maken en vooraf goede afspraken met elkaar op papier te zetten. Onderwerpen voor de agenda kunnen zijn:
- Weet iedereen wat het voordrachtsrecht inhoudt?
- Welke cliëntenraad binnen de organisatie heeft het voordrachtsrecht?
- Voor hoeveel leden van de Raad van Toezicht geldt dit bindende voordrachtsrecht?
- Hoe komt de bindende voordracht tot stand?
- Hoe gaat het selectieproces verlopen en wie heeft welke rol?
Onze ervaring is dat het met bespreekbaar maken van dit voordrachtsrecht de eerste stap in de juiste richting wordt gezet.
Wmcz 2018
De inspraak van cliënten via de cliëntenraad is meer dan ooit onderdeel van het zorgstelsel. De Wmcz 2018 geeft nieuwe spelregels. Binnen deze spelregels zijn ook vrijheden. Deze kunnen pas gevonden worden als de onderwerpen uit de Wmcz 2018 zorgvuldig zijn geadresseerd. Soms lastig, maar buitengewoon noodzakelijk. Mocht u daarbij hulp nodig hebben wendt u zich dan tot één van de specialisten van Eldermans|Geerts.