Vergunningplicht
De tweede verplichting op grond van de Wtza is de vergunningplicht. Indien een zorginstelling een vergunningplicht heeft, betekent dat dat een vergunning noodzakelijk is om zorg te kunnen (blijven) leveren en declareren. In de praktijk komt het erop neer dat de meeste zorginstellingen vóór 1 januari 2024 een vergunning moeten aanvragen. Er is dus werk aan de winkel.
In dit artikel wordt inzichtelijk gemaakt wanneer de vergunningplicht geldt, op welke manier een vergunning aangevraagd dient te worden, wat nodig is voor een vergunningsaanvraag en wat de mogelijke sancties zijn in geval van niet-naleving van deze verplichting.
Voor wie geldt de vergunningplicht op grond van de Wtza?
De vergunningplicht kan alleen gelden voor zorginstellingen, en dus niet voor solistisch werkende zorgverleners (zoals zzp’ers). Op grond van de Wtza geldt de vergunningplicht voor de volgende twee soorten zorginstellingen:
- Instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen
- Instellingen die Zvw- en/of Wlz-zorg (doen) verlenen met meer dan tien zorgverleners
Op onze Wtza-pagina is uitgebreid toegelicht voor welke zorginstellingen een vergunningplicht geldt, en welke uitzonderingen van toepassing zijn. Het is raadzaam dit voor de eigen zorgorganisatie te toetsen.
Wanneer moet de aanvraag voor een Wtza-vergunning worden gedaan?
Wanneer is vastgesteld dat een vergunningplicht geldt en geen uitzondering van toepassing is, dient de zorgaanbieder (tijdig) een vergunning aan te vragen bij het CIBG.
De grootste groep zorgaanbieders zal vóór 1 januari 2024 een vergunning moeten aanvragen. Dit betreft in ieder geval de zorginstellingen, genoemd onder 1) die voor 1 januari 2022 al zorg verleenden. Let dus op: deze zorginstellingen moeten actief een aanvraag indienen bij het CIBG voor een vergunning.
Voor de zorginstellingen onder 2) (die voor 1 januari 2022 al zorg verleenden) geldt dat zij mogelijk al automatisch beschikken over een Wtza-vergunning. Het is raadzaam dat na te gaan bij het CIBG.
Voor nieuwe zorginstellingen geldt dat zij een vergunning moeten aanvragen (en verkregen hebben) voordat wordt gestart met de zorgverlening.
Als de zorginstelling overigens nu (nog) niet vergunningplichtig is maar dit op een gegeven moment wel wordt, bijvoorbeeld omdat het aantal zorgverleners dan boven de tien uitkomt, moet binnen zes maanden na de overschrijding een vergunning aangevraagd te worden.
Welke voorwaarden gelden voor het verkrijgen van een Wtza-vergunning?
Zorginstellingen kunnen een vergunning aanvragen via een formulier op de website van het CIBG. De aanvraag bestaat uit een aantal onderdelen. Zo gelden de volgende voorwaarden voor het verkrijgen van vergunning:
- Er dient sprake te zijn van goede zorg (denk daarbij aan voldoende kwalitatief als kwantitatief toegerust personeel en materieel, een goede toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden alsmede afstemmings- en verantwoordingsplichten, en voor zover nodig voldoende bouwkundige voorzieningen (op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (‘Wkkgz’));
- Er is een systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg (op grond van de Wkkgz);
- Er is een interne procedure, waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen van incidenten (op grond van de Wkkgz);
- Er is een regeling financiële bedrijfsvoering (op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (‘Wmg’));
- Er is een financieel gescheiden administratie van zorgactiviteiten van andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten (op grond van de Wmg);
- Er is een ordelijke en controleerbare financiële administratie (op grond van de Wmg);
- Er wordt rechtmatig gedeclareerd (op grond van de Wmg);
- Er is een cliëntenraad, indien die verplichting geldt (op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (‘Wmcz’));
- Er is een onafhankelijke interne toezichthouder, indien die verplichting geldt.
Het CIBG beoordeelt de aanvraag en kan aanvullende stukken opvragen. Als het CIBG de aanvraag afwijst, kan de zorginstelling in bezwaar. Zie daarover ons eerdere artikel.
Wat is de sanctie als niet voldaan is aan de vergunningplicht onder de Wtza?
Het CIBG / de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (‘IGJ’) houdt toezicht op de naleving van de vergunningplicht. Indien de meldplicht niet wordt nageleefd, kan er een bestuurlijke boete opgelegd worden ter hoogte van € 90.000,-. Ook kan een last onder dwangsom opgelegd, om de zorginstelling te verplichten alsnog een vergunning aan te vragen. De IGJ geeft in de boetebeleidsregels aan dat bij overtreding van de meldplicht, eerst een ‘schriftelijke waarschuwing’ wordt gegeven (en dat indien opnieuw een overtreding van dezelfde wettelijke norm wordt geconstateerd, een boete wordt opgelegd).
Het kan zijn dat een zorgfinancier (zoals een gemeente, zorgkantoor of zorgverzekeraar) contractueel ook heeft vastgelegd dat er aan de Wtza moet worden voldaan. Het is aan te raden om te controleren of dat zo is en of de financier een eventuele consequentie verbindt aan het schenden van de verplichtingen.
_________________________________________________________________
Op 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (‘Wtza’) in werking getreden. Bepaalde verplichtingen golden gedurende 2022 al. Sommige aanbieders dienen pas per 1 januari 2024 aan alle verplichtingen te voldoen. Ook dat komt steeds dichterbij.
In deze artikelenreeks geven wij per verplichting een overzicht van de stand van zaken, de verplichtingen en de sancties. Dit is deel 2, de vergunningplicht.
Terug naar deel 1, de meldplicht – Verder naar deel 3, intern toezicht
Kijk voor meer informatie over de Wtza ook op onze Wtza-pagina.