De Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) – deel 3: Intern toezicht

wtza - juridisch - intern toezicht - zorginstelling

Intern toezicht

De derde verplichting op grond van de Wtza is het instellen van een interne toezichthouder. Sommige zorginstellingen hebben deze verplichting.

In dit artikel wordt stilgestaan bij wat een interne toezichthouder is, wanneer deze verplichting geldt, hoe aan deze verplichting kan worden voldaan, wanneer aan deze verplichting moet worden voldaan en wat de mogelijke sancties zijn in geval van niet-naleving van deze verplichting.

Wat is een interne toezichthouder?

Voor bepaalde zorginstellingen is het instellen van een ‘interne toezichthouder’ verplicht en daarmee een voorwaarde voor het verkrijgen van de Wtza-vergunning. Een interne toezichthouder wordt ook wel een ‘Raad van Toezicht’ of een ‘Raad van Commissarissen’ genoemd. Daar wordt hetzelfde mee bedoeld. Het is een orgaan van ten minste drie personen die toezicht houdt op het beleid en de algemene en dagelijkse leiding van de zorginstelling. Het is geen vervanging van het bestuur of de directie maar houdt daar juist toezicht op.

Wie moet een interne toezichthouder instellen?

Om te controleren welke zorginstelling een interne toezichthouder nodig heeft en welke van die verplichting is uitgezonderd, verwijzen we naar de Wtza-wizard op onze webpagina op dit onderwerp. In de kern komt dit op het volgende neer*:

Hoe stel ik een interne toezichthouder samen?

De zorginstelling moet zelf op zoek gaan naar drie geschikte toezichthouders. De wijze van benoeming van de leden en een ‘profielschets’ regel je in de statuten of reglementen. Let erop dat de cliëntenraad (als die er is) een bindend voordrachtsrecht heeft voor één lid!

In de wet staan geen minimumeisen op het gebied van opleiding of achtergrond. De toezichthouder moet effectief toezicht kunnen houden én onafhankelijk zijn. Dat laatste is heel belangrijk. Er staat in de wet daarom heel specifiek wie er niet in het toezichthoudend orgaan mogen deelnemen. Die eisen staan in artikel 7 Uitvoeringsbesluit Wtza en artikel 3 Wtza Het is bijvoorbeeld niet toegestaan een werknemer binnen 3 jaar na het einde van het dienstverband toezichthouder te laten zijn, een aandeelhouder toezichthouder te laten zijn of zelfs een echtgenoot van een aandeelhouder of werknemer toezichthouder te laten zijn.

Voordat je op zoek gaat naar een toezichthouder, zul je dus eerst moeten controleren of deze onafhankelijk genoeg is en niet conflicteert met deze lijst.

Waar leg ik vast dat ik een interne toezichthouder heb?

Voor rechtspersonen (bijvoorbeeld de B.V., of de Stichting) zal dat in de statuten zijn. Ook moeten de toezichthouders in het handelsregister worden ingeschreven. Voor niet-rechtspersonen (zoals Maatschappen, VOF’s) leg je dit vast in een schriftelijk reglement.

Kunnen (kleine) zorginstellingen een interne toezichthouder delen?

Veel kleinere zorgaanbieders vinden het lastig zelfstandig drie geschikte en onafhankelijke toezichthouders te vinden. De vraag speelt daarom in hoeverre zij bijvoorbeeld een (‘centrale’) interne toezichthouder mogen delen. Dat mag niet zonder meer.

In de onafhankelijkheidseisen van de Wtza staat dat leden van een interne toezichthouder geen lid mogen zijn van een interne toezichthouder van een andere instelling die ‘geheel of grotendeels dezelfde werkzaamheden verricht binnen hetzelfde verzorgingsgebied’. Je kunt dus niet zonder meer een interne toezichthouder delen met een collega instelling die dezelfde zorg biedt in de buurt.

Een zorginstelling kan wél gebruik maken van de interne toezichthouder van een instelling die ándere werkzaamheden in hetzelfde verzorgingsgebied verricht of dezelfde werkzaamheden binnen een ander verzorgingsgebied verricht.

Wat een ‘verzorgingsgebied’ is hangt af van het type instelling. Het verzorgingsgebied van een huisartsenpraktijk zal een wijk zijn, terwijl een specialistisch centrum vaak een hele regio of zelfs een heel land bedient.

Een voorbeeld: een huisartsenpraktijk in Groningen zou in beginsel een interne toezichthouder kunnen delen met een huisartsenpraktijk in Zeeland. Een GGZ-instelling in Rotterdam zou bijvoorbeeld in beginsel een interne toezichthouder kunnen delen met een logopediepraktijk in Rotterdam.

Voor welke datum moet ik een toezichthouder instellen?

Dit moet voorafgaand aan het aanvragen van de Wtza-vergunning geregeld zijn. Er zijn hierin grofweg twee groepen zorginstellingen te onderscheiden.

Zorginstelling waarvan de WTZi-toelating is omgezet > januari 2022
Het kan zijn dat de zorginstelling al een WTZi-toelating had, die is omgezet in een Wtza-vergunning. Bijvoorbeeld instellingen voor medisch specialistische zorg of verpleging. Als dat zo is, heeft de zorginstelling daar een brief over ontvangen. Zie ook dit artikel over de communicatie daarover vanuit het CIBG. Deze zorgaanbieder had als het goed is al een interne toezichthouder.
Hoewel de zorgaanbieder niets hoeft te doen voor het verkrijgen van de vergunning, zal hij alsnog actie moeten ondernemen om te zorgen dat de toezichthouder ook voldoet aan de nieuwe Wtza-eisen! Zo zullen de statuten en reglementen hierop moeten worden aangepast en moet een eventuele interne toezichthouder worden uitgebreid naar tenminste drie personen, voor zover dat nog niet zo was. Deze verplichtingen golden vanaf 01-01-2022.

Zorginstelling waarvan de WTZi-toelating niet is omgezet > vóór januari 2024
Een grote groep zorgaanbieders was in het regime van de WTZi ‘van rechtswege’ toegelaten en heeft dus geen WTZi-toelating die is omgezet in een vergunning. Bijvoorbeeld tandartspraktijken, apotheken, logopediepraktijken, huisartsenpraktijken of ambulante GGZ-instellingen zonder medisch specialist. De meeste zorginstellingen dienen dan voor 01-01-2024 een vergunning aan te vragen en dus ook – als zij daartoe op basis van de hoeveelheid zorgverleners verplicht zijn – voor die tijd een interne toezichthouder te hebben ingesteld. Let op; de zorginstelling die op enig moment na 1 januari 2022 de grens van 10 zorgverleners overschrijdt dient binnen 6 maanden na dat moment een vergunning aan te vragen. Als het aantal zorgaanbieders op dat moment zodanig is dat er ook een toezichthouder nodig is, zal de toezichthouder dan ook ingesteld moeten zijn. Dat kan dus eerder zijn dan 1 januari 2024.

Wat is de sanctie als ik niet tijdig een toezichthouder heb?

Als de zorginstelling niet is uitgezonderd van de verplichting een toezichthouder in te stellen, dan is dit een voorwaarde voor de afgifte van de vergunning maar ook voor het behoud daarvan. De zorgaanbieder die geen interne toezichthouder heeft terwijl dat wel zou moeten, krijgt dus geen vergunning. Het leveren van zorg zonder vergunning terwijl dat wel nodig is, kan leiden tot een boete van IGJ. Ook zorgfinanciers zoals zorgverzekeraars, zorgkantoren of gemeenten kunnen in de contracten als minimumvoorwaarde stellen dat de aanbieder een vergunning heeft.

IGJ kan daarnaast met een last onder dwangsom de instelling verplichten alsnog aan de eisen met betrekking tot de interne toezichthouder te voldoen. De IGJ kan het CIBG ook adviseren de vergunning in te trekken. Kortom; het is aan te raden zo snel mogelijk met deze verplichting aan de slag te gaan.

Op 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking getreden. Bepaalde verplichtingen golden gedurende 2022 al. Sommige aanbieders dienen pas per 1 januari 2024 aan alle verplichtingen te voldoen. Maar ook dat komt steeds dichterbij.

In deze artikelenreeks gaan wij in op de verplichtingen. Dit is deel 3, de verplichting tot het instellen van een interne toezichthouder.

Terug naar deel 2, de vergunningplicht. Verder naar deel 4, de financiele bedrijfsvoering en jaarverantwoording

Kijk voor meer informatie over de Wtza ook op onze Wtza-pagina.

 

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items