Veel (woon)zorginstellingen zijn zich ervan bewust dat er strenge eisen gelden voor wat betreft het eenzijdig beëindigen van de behandelovereenkomst. Deze staan beschreven in de KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’. Maar wat te doen op het moment dat de relatie met de cliënt goed is, maar een familielid of vertegenwoordiger door zijn of haar gedrag richting zorgverleners of andere cliënten zodanige problemen veroorzaakt dat de behandeling wordt bemoeilijkt? Voor de zorgaanbieder een zeer lastige en vervelende situatie. In dit artikel bespreken we de voorwaarden die gelden voor het eindigen van de zorgovereenkomst maar ook de mogelijkheid tot het opleggen van een toegangsverbod tot de locatie van de zorginstelling.
Het eindigen van de behandelovereenkomst
De eerder genoemde KNMG-richtlijn stelt dat er ‘extra voorzichtigheid’ moet worden betracht indien een behandelovereenkomst wordt beëindigd door gedrag van familieleden en/of vertegenwoordigers, maar het is zeker niet onmogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een aanhoudende situatie waarbij de veiligheid van zorgpersoneel niet gewaarborgd kan worden. Dat hiermee voorzicht omgegaan moet worden is begrijpelijk; het is niet de bedoeling dat een zorgbehoevende cliënt de dupe wordt van het gedrag van zijn naasten. Een conflict of verschil van inzicht met een vertegenwoordiger of familielid is dus allerminst direct een reden de zorg te beëindigden. De zorgaanbieder dient zeer zorgvuldig te werk te gaan, voldoende en duidelijk te waarschuwen, extra aandacht te besteden aan een eventuele opzegtermijn, verbeterafspraken te maken, de noodzakelijke zorg blijven verlenen en mee te werken aan de zoektocht naar een aanvaardbaar alternatief. Dat laatste zal voor bepaalde zorgsoorten met een tekort aan plekken – waaronder de ouderenzorg of de ggz – alles behalve gemakkelijk zijn.
In de rechtspraak is benadrukt dat een conflict tussen familie een zorginstelling slechts in ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ een reden kan zijn de behandelingsovereenkomst met een cliënt te eindigen. De omstandigheid dat een familielid klachten indient is op zichzelf onvoldoende reden. Factoren die meewegen zijn de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de cliënt, maar ook in hoeverre de zorginstelling op de juiste wijze met de klachten van de familie is omgegaan, heeft gewaarschuwd of tot verbeterafspraken heeft proberen te komen.
Een toegangsverbod
Een andere optie die onderzocht kan worden is in hoeverre het mogelijk is een (tijdelijk) toegangsverbod op te leggen aan de vertegenwoordiger of het familielid. De huurder of eigenaar van een pand heeft in bepaalde situaties de mogelijkheid personen de toegang tot een gebouw te ontzeggen. Ook hier dient zorgvuldig mee te worden omgegaan, nu het een ingrijpende beslissing is voor zowel de cliënt als het familielid. Het ‘voordeel’ ten opzichte van het eindigen van de behandelrelatie is dat de zorg wel kan worden voortgezet zonder eventuele hinder van de familie.
De rechtbank Limburgstelt in een uitspraak hierover dat daarover dat een zorginstelling “(…) als eigenaar van de woonvoorziening (…) in beginsel de bevoegdheid heeft om haar bewoners beperkingen op te leggen in het kader van het ontvangen van bezoekers en om derden, zoals [eiseres sub 1] , de toegang tot haar pand en de behandelomgeving te ontzeggen. Dit vloeit voort uit het eigendomsrecht en uit de verplichtingen die zij jegens iedere cliënt-bewoner in acht moet nemen.”
Ook in dergelijke gevallen weegt de rechter mee hoe kwetsbaar een cliënt is, in hoeverre het recht op familieleven (een Europees grondrecht) wordt geschaad, of er schriftelijke huisregels of andere afspraken zijn en hoe ver het toegangsverbod strekt. Bij de vraag of het recht op familieleven wordt geschaad zal ook worden bekeken of de zorginstelling faciliteert dat de cliënt zijn of haar familielid nog wel kan zien, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat het familielid naar buiten wordt begeleid waar deze door zijn of haar naasten kan worden opgehaald.
Wat te doen bij een conflict met familie van de cliënt?
Het is goed om eerst vast te stellen wat de juridische positie van een familielid of naasten is ten opzichte van de cliënt. Is het een wettelijk vertegenwoordiger, zoals een bewindvoerder of een mentor? Of is de cliënt zelf wilsbekwaam en gaat het om een bezorgd familielid dat er juridisch ‘buiten’ staat? Dit is nodig om de concrete verplichtingen richting de naasten te duiden.
Daarnaast is het goed om de klachten, gebeurtenissen en correspondentie zorgvuldig te documenteren en ook in dat kader zorgvuldig te handelen. Ook het maken van verbeterafspraken en het geven van duidelijke schriftelijke waarschuwingen zijn noodzakelijk. Als er geen verbetering volgt en het gedrag de zorgverlening bemoeilijkt of schaadt, kan het tijd zijn om ingrijpendere maatregelen te treffen, zoals de zaken die wij in dit artikel aan bod hebben laten komen. Daarbij is het van belang om niet over één nacht ijs te gaan en de voor- en nadelen en gevolgen voor de cliënt goed af te wegen, voordat besloten wordt hoe verder.