Wetvoorstel “Wijziging Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015” (34857)
Samenvattend:
Minister de Jonge heeft een wetsvoorstel ingediend in de Tweede Kamer. Op grond van dit wetsvoorstel krijgen de ministers de bevoegdheid ministeriële regels op te stellen om de uitvoering van zowel jeugdwet als Wmo beter te structureren. Als gevolg van het ingediende wetsvoorstel kan de minister regels stellen over 1. de financieringswijze en administratieve processen 2. wijze van gegevensuitwisseling èn 3. wijze van verantwoording van aanbieders een colleges. Doel van deze wijziging is om vermijdbare administratieve lasten te beperken door meer sturing te geven aan de uitvoering van de wetten. Onze inschatting is dat het proces rondom contractering met dit wetsvoorstel transparanter en beter op elkaar afgestemd zal zijn. Gelet op het feit dat zorgaanbieders over het algemeen actief zijn in meerdere zorgdomeinen zou het gewenst zijn als de minister zoveel mogelijk aansluit bij de regelgeving in de Zvw en Wlz.
|
Voorgestelde inwerkingtreding 1 juli 2018
Op 1 januari 2015 zijn de Wmo en de jeugdwet ingevoerd. De gemeenten zijn als gevolg van deze wetten voor een belangrijk deel verantwoordelijke voor de zorginkoop. De Wmo en Jeugdwet bieden zowel gemeenten als aanbieders een grote mate van beleids- en contractsvrijheid met betrekking tot de uitvoering van deze wetten. De variëteit in de uitvoering leidt tot veel maatwerk bij de inrichting van processen en handwerk bij de uitvoering daarvan. In december 2017 heeft Minister De Jonge een wetsvoorstel ingediend om deze grote verschillen in de uitvoering in te kaderen.
Doel van de transitie
Het decentraliseren van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten naar de Wmo 2015 en de Jeugdwet had ondermeer als doel om de uitvoerig doelmatiger en efficiënter vorm te geven, met beperkte administratieve lasten die voort vloeien uit de Wet zelf. In de Jeugdwet en het WMO 2015 is hier onder meer vorm aan gegeven door de wettelijke verplichte indicatieprocedures en procedures om tot toekenning van hulp te komen te schrappen. Uit de Jeugdwet en de Wmo zelf komen relatief weinig administratieve lasten voort. Het doel van zowel de Wmo 2015 als Jeugdwet is om burgers een passend aanbod van ondersteuning of jeugdhulp aan te bieden. Dit betekent dat maatwerk geleverd moet kunnen worden.
Om dit doel te bereiken hebben gemeenten grote beleidsvrijheid gekregen. Zo konden zij zelf contractseisen formuleren of kwaliteitskaders vaststellen. Met de aangekondigde wetswijziging wordt niet beoogd de beleidsvrijheid drastisch in te perken. Echter is ook gebleken dat zowel gemeenten als aanbieders onvoldoende invulling geven aan de randvoorwaarden die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wmo en de Jeugdwet zijn geformuleerd. In de praktijk hanteren veel gemeenten en aanbieders nog eigen sjablonen van gegevensuitwisseling of verantwoording van zorggelden. De afgelopen periode is door middel van het opstellen van zogenaamde uitvoeringsvarianten getracht meer lijn te brengen in het proces. Gebleken is dat nog niet alle gemeenten gebruik maken van deze uitvoeringsvarianten. Een uitvoeringsvariant is een administratief proces dat bestaat uit bekostiging, gegevensuitwisseling en verantwoording. Door gebruik te maken van de uitvoeringsvarianten standaardiseren gemeenten hun administratieve werkwijze. Deze uitoveringsvarianten helpen om structuur aan te brengen in het administratieve proces en leggen een verbinding tussen inkoop, administratie en standaarden. Elk uitvoeringsvariant gaat uit van een bepaald type bekostiging.
Omdat blijkt dat:
– nog niet alle gemeenten maken gebruik van deze uitvoeringsvarianten;
– dit vermijdbare uitvoeringslasten terug kan dringen;
– in de praktijk veel gemeenten en aanbieders nog eigen sjablonen voor gegevens uitwisseling of verantwoording gebruiken
heeft de minister een nieuw wetsvoorstel ingediend. Met onderhavig wetsvoorstel wil de regering de vermijdbare uitvoeringslasten voorkomen en het proces om de uitvoeringslasten terug te dringen versnellen.
Het wetsvoorstel
In het wetsvoorstel is voorgesteld om in zowel in de Jeugdwet als in de Wmo een grondslag te creëren om bij ministeriële regeling regels te stellen die kunnen gaan over:
– de financieringswijze en administratieve processen behorende bij de bekostiging;
– de wijze van gegevensuitwisseling;
– de wijze van verantwoording.
Hierbij kan gedacht worden aan het verplicht stellen van uitvoeringsvarianten of andere gestandaardiseerde processen. De minister wil dit doen door een nieuwe bepaling toe te voegen die als volgt moet gaan luiden.
Artikel 2.15 In het belang van de beperking van uitvoeringslasten stellen Onze Ministers regels. Deze regels kunnen slechts betrekking hebben op:
- de financieringswijzen en administratieve processen, behorende bij de bekostiging van jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en gekwalificeerde gedragswetenschappers door colleges;
- de wijze waarop gegevensuitwisseling tussen jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en gekwalificeerde gedragswetenschappers, en colleges plaatsvindt;
- de wijze waarop verantwoording van jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en gekwalificeerde gedragswetenschappers aan colleges plaatsvindt.
Als gevolg hiervan kan de Minister regels stellen over de financieringswijze, de gegevensuitwisseling en de verantwoording van de zorgaanbieders aan de gemeenten. De gedachten achter dit Wetsvoorstel is dus om meer sturing te kunnen geven aan de manier waarop de gemeenten zorg inkopen.
Inwerkingtreding
Het streven is om het wetsvoorstel op 1 juli 2018 in werking te laten treden. Hoewel dit een ambitieus streven is – waarbij tevens is aangegeven dat het voorstel zou zijn om ook 1 juli 2018 diverse ministeriële regelingen in werking te laten treden – achten wij het van belang dat dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk wordt aangenomen. Onze ervaring is immers dat op dit moment veel tijd en gemeenschapsgeld besteed wordt aan administratieve processen door de grote diversiteit binnen de gemeenten. Deze regelgeving kan de contractering 2019 ten goede komen en vanaf 2019 op gestandaardiseerde wijze gewerkt kan worden, met behoud van de maatwerk mogelijkheden .
Contracten die inmiddels zijn gesloten zullen niet geraakt worden door de nieuwe ministeriële regelingen over de uitvoeringslasten. Dit betekent dat eventuele meerjaren overeenkomsten die op dit moment worden gesloten onveranderd door kunnen lopen.