In mei 2019 publiceerde de Commissie Ethiek en Recht van de Gezondheidsraad (hierna: “de commissie”) het adviesrapport ‘Goede vertegenwoordiging’. In dit rapport doet de commissie naar aanleiding van interviews en bijeenkomsten een aantal aanbevelingen over hoe om te gaan met vertegenwoordiging, onder andere met betrekking tot aanpassing van de zorgwetgeving. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: “de minister”) heeft als reactie op dit rapport in augustus 2021 echter aangegeven dat de wetgeving rondom vertegenwoordiging niet aangepast zal worden. In een eerder artikel zijn wij ingegaan op wat vertegenwoordiging is en welke vormen van vertegenwoordiging van cliënten in de zorg bestaan. In dit artikel zullen wij stilstaan bij de inhoud van het rapport ‘Goede vertegenwoordiging’ van de commissie en de reactie van de minister daarop.
Adviesrapport Goede vertegenwoordiging
In het rapport zijn de onderzoeksresultaten van de commissie opgenomen over de vragen welke knelpunten worden ervaren bij de vertegenwoordiging van patiënten, wat goede vertegenwoordiging is en hoe dit zich verhoudt tot goed hulpverlenerschap. Om inzicht te verkrijgen in deze kwesties heeft de commissie een literatuurstudie en jurisprudentieonderzoek gedaan, interviews afgenomen met huisartsen en medisch specialisten en is er een bijeenkomst georganiseerd met vertegenwoordigde patiënten, vertegenwoordigers, medisch specialisten, rechters en een voorzitter van een klachtencommissie. Wij gaan in op een aantal aandachtspunten die in het rapport van de commissie in 2019 naar voren zijn gekomen.
Bevoegdheden mentor
De commissie is ingegaan op het discussiepunt over de bevoegdheid van de mentor bij wilsbekwame meerderjarigen. Het betreft met name de vraag welke bevoegdheden de mentor heeft als iemand wilsbekwaam is om bepaalde besluiten over zijn behandeling, verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding of verblijf te nemen. De commissie is van mening dat de wet zo moet worden uitgelegd dat een meerderjarige zelf mag beslissen als hij daartoe bekwaam moet worden geacht. De commissie heeft geconcludeerd dat het wenselijk is dat de bestaande wetgeving op die manier moet worden uitgelegd en dat dit ook in toekomstige wetgeving het uitgangspunt zou moeten zijn.
Persoon van de vertegenwoordiger
In de praktijk is de taak van vertegenwoordigers ruimer dan momenteel is neergelegd in de wet. Zo heeft de vertegenwoordiger in de praktijk ook een signalerende en informerende taak. De commissie heeft de wetgever daarom geadviseerd om de kring van vertegenwoordigers in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (“WGBO”) en in andere wetgeving uit te breiden. Daarnaast heeft de commissie de aanbeveling gedaan dat er binnen de betrokken beroepsgroepen en patiëntenverenigingen meer aandacht komt voor voorlichting over de typen vertegenwoordiging en de daarbij horende bevoegdheden.
Verschillen in visie
De arts en vertegenwoordiger kunnen soms van mening verschillen over wat het beste is voor de patiënt. De commissie heeft geconstateerd dat het huidige juridische kader onvoldoende oplossing biedt voor dit knelpunt. De commissie heeft daarom geadviseerd dat wederzijdse verwachtingen van de arts en de vertegenwoordiger worden besproken. De samenwerking zou daarnaast regelmatig geëvalueerd moeten worden en bij verschil van mening is het volgens de commissie raadzaam om vroegtijdig de hulp van een onafhankelijk deskundige in te schakelen. Daarnaast heeft de commissie de aanbeveling gedaan dat zorginstellingen een vertrouwenspersoon instellen.
Reactie minister
Na de publicatie van het rapport in mei 2019 heeft de minister in een Kamerbrief van 1 juli 2019 kort gereageerd dat hij in gesprek zou gaan met de koepels van patiëntenverenigingen en beroepsorganisaties en verwachtte in het najaar van 2019 met een reactie te komen. Daarna is het lang stil gebleven. De minister heeft nu op 17 augustus 2021 middels een nieuwe Kamerbrief uiteindelijk op het adviesrapport gereageerd. In de betreffende Kamerbrief geeft de minister eerst aan dankbaar te zijn voor het advies. Hij belooft met de aanbevelingen aan de slag te gaan, maar gaat de wetgeving omtrent vertegenwoordiging niet aanpassen. Volgens de minister is aanpassing van de wetgeving namelijk geen oplossing voor de genoemde knelpunten. De minister reageert als volgt op de hiervoor uitgelichte aanbevelingen van de commissie.
Bevoegdheden mentor
Volgens de minister zijn de bevoegdheden van de mentor in de wet- en regelgeving voldoende helder. Wel is er behoefte aan meer informatie over bevoegdheden van vertegenwoordigers in verschillende situaties. Bij wettelijke vertegenwoordiging bepaalt een rechter of een vertegenwoordiger nodig is. Veel cliënten worden echter vertegenwoordigd door een familielid of gemachtigde. Deze personen zijn niet door de rechter aangewezen. De minister legt de wet als volgt uit: beide soorten vertegenwoordigers moeten ervoor zorgen dat de betrokkene rechtshandelingen zelf verricht als hij in staat kan worden geacht om zelf te beslissen.
Persoon van de vertegenwoordiger
De commissie heeft de wetgever geadviseerd om de kring van vertegenwoordigers in de WGBO en andere wetgeving uit te breiden. De minister merkt op dat dit reeds gebeurd is. Ook grootouders en kleinkinderen worden nu in de WGBO genoemd als plaatsvervanger (in artikel 7:465 BW). Met betrekking tot de aanbeveling om meer voorlichting te geven over de typen vertegenwoordiging en de bijbehorende bevoegdheden, merkt de minister op dat het begrip vertegenwoordiging voor veel mensen inderdaad nog onbekend is. Dat kwam met name naar voren in de gesprekken met de patiëntenverenigingen, de beroepsgroep van vertegenwoordigers en vrijwillige mentoren. Zorgverleners zijn vaak wel bekend met de mogelijkheid van wettelijke vertegenwoordiging. Wel zien zij in de praktijk een wisselend beeld. Om meer bekendheid te creëren voert Mentorschap Nederland momenteel pilots uit in drie regio’s. Dit doet zij met subsidie van VWS. Met de pilots wordt ook geprobeerd om het aantal beschikbare mentoren te vergroten.
Verschillen in visie
Om verschillen in visie tussen de vertegenwoordiger en de zorgverlener zoveel mogelijk te beperken, is goede, tijdige en open communicatie vereist. De minister wil afspraken maken met betrokken partijen over het opstellen van een handreiking waarmee voorafgaand aan de zorgverlening besproken kan worden wat de zorgverleners en vertegenwoordigers van elkaar verwachten. Daarnaast is het belangrijk dat zij met elkaar blijven evalueren hoe het gaat. Op die manier kunnen conflictsituaties worden voorkomen, volgens de minister. Als toch conflicten ontstaan, kunnen deze door goede communicatie worden opgelost. De minister geeft bovendien aan dat zorginstellingen vrij zijn om een vertrouwenspersoon aan te stellen om te ondersteunen bij meningsverschillen tussen zorgverleners en vertegenwoordigers.
Hulp nodig?
Ervaart u in de praktijk knelpunten in de omgang met vertegenwoordigers of is juist de afwezigheid van een (goede) vertegenwoordiger problematisch? Of ervaart u andere vertegenwoordigingsproblematiek en bent u benieuwd naar uw juridische positie en bevoegdheden als zorgaanbieder of zorgverlener? Eldermans|Geerts heeft ruime ervaring in de advisering en begeleiding van zorgaanbieders op dit terrein. Wij bieden pragmatisch juridisch advies dat één-op-één toepasbaar is voor uw zorginstelling. U kunt vrijblijvend contact met ons opnemen.
Stroomschema Vertegenwoordiging
Daarnaast hebben wij een Stroomschema Vertegenwoordiging gemaakt om de zorgaanbieder te helpen bij de verschillende beslissingen die gemaakt moeten worden bij cliënten die hun eigen belangen niet langer kunnen vertegenwoordigen.