Geschil tussen cliëntenraad en zorgaanbieder, en dan?

Astrid Kiewiet

Advocaat

De Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (“LCvV”) is bemiddelaar en scheidsrechter bij meningsverschillen tussen cliëntenraden en zorgaanbieders over de uitvoering van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (“Wmcz”).

Wanneer naar de LCvV?

De LCvV helpt zorgaanbieders en cliëntenraden bij bemiddeling en doet zo nodig een uitspraak. Bij bemiddeling houdt iemand van de LCvV een gesprek met de betreffende cliëntenraad en de zorgaanbieder. Bijvoorbeeld over de inhoud en/of uitvoering van de medezeggenschapsregeling, waar de cliëntenraad en zorgaanbieder verschillend over kunnen denken. Lost een dergelijk gesprek het probleem dat zich voordoet (nog) niet op, dan beslist de bemiddelaar of verdere bemiddeling passend is. Bij blijvende onenigheid kunnen de zorgaanbieder en cliëntenraad de LCvV vragen om een uitspraak. Soms vraagt een aangelegenheid direct om een uitspraak. De uitspraak van de LCvV is bindend. Tegen de uitspraak staat beroep open bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam.

Rechten en plichten cliëntenraad

Op grond van de Wmcz heeft de cliëntenraad, alsmede de zorgaanbieder, diverse rechten en plichten. Een cliëntenraad heeft bijvoorbeeld een adviesrecht en instemmingsrecht. De Wmcz geeft de onderwerpen weer waar een adviesrecht en instemmingrecht in ieder geval voor geldt. In de medezeggenschapsregeling wordt daar verder vorm en inhoud aan gegeven door de zorgaanbieder en de cliëntenraad, dat kan ook inhouden dat er aanvullende afspraken worden overeengekomen (bijvoorbeeld over meer onderwerpen adviesrecht hebben).

Er kan een discussie ontstaan over de vraag of een bepaald voorgenomen besluit advies- of instemmingsplichtig is. In dat geval wordt in een enkel geval deze discussie voorgelegd aan en beslecht door de LCvV.

Uitspraak 29 januari 2025

Een voorbeeld van een dergelijke discussie bij de LCvV speelde zich af in de uitspraak van 29 januari 2025.

Het voorgenomen besluit

Een zorgaanbieder heeft het voornemen om op een locatie waar cliënten wonen met 24-uurszorg een deel van de cliënten te laten verhuizen. De locatie bestaat uit zes woningen in een straat, waar in elke woning zes cliënten gehuisvest zijn. De woningen zijn twee aan twee aan elkaar gebouwd en via een tussendeur binnendoor bereikbaar. De bewoners van de woning nummer 10 moeten naar woning nummer 2, de bewoners van 2 naar 6 en die van 6 naar 10. Kortom, de bewoners van drie woningen gaan dus verhuizen en de bewoners van de overige drie woningen krijgen nieuwe buren.

Inhoud geschil

Kern van het verzoek aan de LCvV is om te beoordelen of de zorgaanbieder juist heeft gehandeld door de cliëntenraad ten aanzien van deze verhuizing(en) niet om advies te vragen. De cliëntenraad is namelijk van mening dat geen recht is gedaan aan artikel 7 lid 1 sub h Wmcz ten aanzien van de voorgenomen verhuizen. Dit artikellid bepaalt dat een cliëntenraad van een zorginstelling die erop ingericht is cliënten langdurig te laten verblijven in de gelegenheid dient te worden gesteld advies uit te brengen over “… een ingrijpende verbouwing, nieuwbouw of verhuizing van een instelling waarin deze cliënten verblijven”.

De zorgaanbieder is van mening dat het geen ingrijpende verhuizing betreft maar heeft uit coulance aan de cliëntenraad wel een sociaal plan voor instemming voorgelegd en ter kennisgeving ook de conceptbrief waarmee de verhuizing aan ouders/vertegenwoordigers zou worden aangekondigd.

Beoordeling

De LCvV oordeelt als volgt. Op basis van onder meer de memorie van toelichting bij de Wmcz oordeelt de commissie dat ook de verhuizing van een onderdeel van de instelling, her-locatie van één locatie, of verhuizing van een entiteit binnen een locatie vergelijkbaar met een accommodatie, onder de reikwijdte van een verhuizing in de zin van artikel 7 lid 1 onder h Wmcz kunnen vallen. In onderhavige kwestie is sprake van een verhuizing van alle bewoners van drie huizen naar andere huizen. Er is geen sprake van individuele verhuizingen en/of verhuizingen op individuele grondslagen; de verhuizing vindt plaats in het kader van de organisatie van de zorg en beleidskeuzes daaromtrent. De commissie acht hierbij van belang dat de cliëntenraad in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing voor deze specifieke doelgroep zeer ingrijpend is en het een verhuizing betreft waarbij ook aspecten als een vroege betrokkenheid van professionals, zoals gedragswetenschappers, van belang is.

Op grond hiervan komt de LCvV tot het oordeel dat in dit geval sprake is van een verhuizing in de zin van artikel 7 lid 1 onder h Wmcz 2018. Dit betekent dat de zorgaanbieder het voorgenomen besluit tot verhuizing voor advies aan de cliëntenraad moet voorleggen met inachtneming van artikel 7 lid 3 Wmcz (tijdig en voldoende onderbouwd).

Heeft u vragen over uw medezeggenschapsregeling, de rechten en plichten van een cliëntenraad of anderszins een vraag in het kader van de Wmcz, neem dan contact met ons op en wij helpen u graag verder.

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items