De NZa wil onder meer met behulp van data-analyses toewerken naar een steeds passendere bekostiging voor de ggz. Dat doet zij onder meer aan de hand van analyses van (verplicht) door zorgaanbieders aangeleverde data. In een eerder artikel zijn wij al ingegaan op de kritiek daarop. Uiteindelijk zijn de regels voor 2023 aangepast, maar de controversiële verplichting tot het aanleveren van zorgvraagtyperingsgegevens is gehandhaafd. Daartegen loopt een procedure, maar de uitspraak van de rechter laat voorlopig nog op zich wachten. Een gevorderd verbod om in de tussentijd door te gaan met de grootschalige verwerking van de gegevens, is wel al afgewezen.
Zorgprestatiemodel
In 2022 is een nieuwe bekostigingssystematiek ingevoerd in de ggz; het zorgprestatiemodel. Voor het finetunen van de bekostiging, heeft de NZa behoefte aan data. Daarom zijn zorgaanbieders op grond van artikel 4.2 lid 4 Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg (hierna: “Regeling”) verplicht om gevoelige gegevens over hun patiënten bij de NZa aan te leveren, waaronder met betrekking tot middelengebruik, zelfmoordgedachten en automutilatie. Daartegen bestaat veel verzet van onder meer patiënten en zorgaanbieders.
Procedure
Daarom is een procedure gestart tegen de NZa, in de hoop dat de rechter de NZa verbiedt om de hierboven genoemde verplichting op te leggen, dan wel dat de NZa verboden wordt om de ontvangen gegevens te verwerken. De eisers in deze procedure menen dat artikel 4.2 lid 4 Regeling in strijd is met onder meer het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de Grondwet en de privacywetgeving. Omdat de procedure de nodige tijd in beslag neemt, hebben de eisers de rechter daarnaast om een zogeheten voorlopige voorziening gevraagd, op grond waarvan de NZa verboden wordt om de in artikel 4.2 lid 4 van de Regeling bedoelde gegevens te verwerken totdat de rechter uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Over dit verzoek is inmiddels uitspraak gedaan. Alhoewel de uitspraak in de hoofdzaak dus nog op zich laat wachten, geeft de uitspraak over de gevorderde voorziening een interessante doorkijk naar hoe het oordeel in de hoofdzaak zou kunnen luiden.
Zijn zorgvraagtyperingsgegevens persoonsgegevens?
Als eerste gaat de rechtbank in op de vraag of het gaat om persoonsgegevens. Indien gegevens bijvoorbeeld volledig anoniem zijn, is geen sprake van persoonsgegevens in de zin van de AVG. Persoonsgegevens zijn echter ook gegevens die een natuurlijk persoon indirect kunnen identificeren, bijvoorbeeld door de gegevens te combineren met andere gegevens. Dat is het geval bij gepseudonimiseerde gegevens.
Volgens de rechtbank is in dit geval sprake van dergelijke indirect identificerende gegevens aangezien de NZa aan de hand van andere gegevens die zij tot haar beschikking heeft, de aangeleverde gegevens zou kunnen herleiden tot een natuurlijk persoon (zeker aangezien er geen verbod is om de gegevens op deze wijze te koppelen). Kortom: de rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgvraagtyperingsgegevens inderdaad persoonsgegevens zijn.
Is de verplichte gegevensuitwisseling in strijd met het beroepsgeheim?
Omdat de Wet marktordening gezondheidszorg (a) een verplichting tot het desgevraagd verschaffen van inlichtingen en gegevens bevat en (b) de NZa de bevoegdheid geeft om daar nadere regels over te stellen, is – aldus de rechtbank – onvoldoende aannemelijk dat sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op het medisch beroepsgeheim.
Is de verplichte gegevensuitwisseling in strijd met de AVG en/of het EVRM?
De rechter overweegt dat het binnen de wettelijke taak van de NZa past om informatie op te vragen om de bekostiging van de zorg te verbeteren. De in de Regeling opgenomen doelomschrijving, te weten dat de gegevens alleen worden gebruikt voor het ijken van het algoritme zorgvraagtypering en van de verdeling van zorgvraagtyperingen is naar het oordeel van de rechter voldoende concreet (ook al is niet duidelijk hoe de NZa dat doet) en de rechter volgt de NZa in de stelling dat deze informatie nodig is voor de doorontwikkeling van het bekostigingsstelsel. Volgens de rechter is dus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze handelswijze strijdig is met het doelbindingsbeginsel op grond van de AVG.
Partijen twisten verder over de vraag of/en in hoeverre de verwerking van gegevens noodzakelijk is, omdat er twijfels bestaan over de vraag of het überhaupt wel mogelijk is om de beoogde doelen te realiseren (zorgintensiteit en zorgkosten voorspellen). De rechtbank overweegt dat nader onderzoek aan de hand van de gegevens nodig is om daarover een oordeel te kunnen vellen en meent dat de noodzakelijkheid van de huidige uitvraag en verwerking van gegevens daarin is gelegen. Zonder gegevens is verder onderzoek niet mogelijk. Dat is ook de reden dat de gegevensuitvraag als noodzakelijk wordt gezien. Daarnaast meent de rechtbank dat de doelen van de NZa niet op een andere – minder ingrijpende – wijze kunnen worden bereikt, zodat ook op basis daarvan volgens de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat niet zou zijn voldaan aan de vereiste proportionaliteit en subsidiariteit.
Volgens de rechter is onvoldoende aannemelijk dat de verwerking onrechtmatig is of in strijd met hoger recht. Volgens de rechter is immers sprake van een AVG-grondslag (de wettelijke plicht van de NZa) en een AVG-grondslag om deze gezondheidsgegevens te mogen verwerken. Daarnaast is vooralsnog niet aannemelijk dat de NZa meer zou moeten doen om ggz-patiënten uitdrukkelijker dan zij nu doet, te informeren.
Tot slot
Uit deze uitspraak volgt dat er volgens de rechter onvoldoende reden is om de uitvraag en verwerking van ggz-data op dit moment (in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak) te verbieden. Er loopt dus nog wel een hoofdzaak tegen de NZa ten aanzien van dit onderwerp. In deze zaak zal de rechter de data-uitvraag verder onderzoeken en kan alsnog worden geoordeeld dat de uitvraag en verwerking onrechtmatig is en wordt verboden. Wordt vervolgd dus, maar vooralsnog mag de NZa doorgaan op de ingeslagen weg.