Grens voor interne toezichthouder gaat omhoog naar 50

Karik van Berloo

Advocaat-Partner

Goed nieuws voor zorgaanbieders: de grens voor een interne toezichthouder gaat omhoog naar 50 zorgverleners.

Al enige tijd is er de nodige commotie over de eis voor zorgaanbieders om – afhankelijk van het type zorg – bij meer dan 10 of bij meer dan 25 zorgverleners een intern toezichthoudend orgaan te moeten instellen. Deze eis, die voortvloeit uit de Wtza, is een in de praktijk voor veel kleine zorgaanbieders lastig uit te voeren eis. Want doordat niet gekeken wordt naar het aantal fte aan zorgverleners dat werkzaam is, maar naar het aantal personen die in de organisatie werken, is dat voor zorginstellingen waar veel mensen parttime werken een erg lage grens.

Al voorafgaand aan de invoering waren er geluiden om deze eis op te trekken voor zorgaanbieders voor wie de 25-zorgverlenersgrens zou gaan gelden, maar ondanks protesten uit het veld, heeft de toenmalig minister er voor gekozen de Wtza, inclusief de eis om een intern toezichthouder in te stellen bij meer dan 25 zorgverleners, te handhaven.

Inmiddels is de huidige minister tot inkeer gekomen en heeft zij een voorstel tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit Wtza ter consultatie aangeboden. Dit wetsvoorstel gaat uit van het verhogen van de grens van 25 naar 50 zorgverleners, waardoor de intern toezichthouder pas vereist is bij zorginstellingen met meer dan 50 zorgverleners.

Dat is een positieve – maar ook wel wrange – ontwikkeling voor veel zorginstellingen die nu – achteraf bezien zonder dat dit na de wijziging nog nodig is – een intern toezichthouder hebben ingesteld.

 

Geen wijziging voor instellingen met verblijf, wijkverpleging of medisch specialistische zorg

Deze wijziging geldt overigens niet voor alle zorginstellingen. Voor instellingen waar sprake is van verblijf, medisch specialistische zorg of persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging (oftewel thuiszorg en wijkverpleging) gold de verplichting om een interne toezichthouder in te stellen al vanaf meer dan 10 zorgverleners en die verplichting wijzigt niet.

 

Probleem wordt pas per 1 juli 2025 opgelost, de wijziging kent geen terugwerkende kracht

Vermeldenswaardig bij het voorstel tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wtza is dat aan dit besluit geen terugwerkende kracht lijkt te worden verleend, wat betekent dat formeel tot 1 juli 2025 de verplichting blijft bestaan om een intern toezichthouder aan te stellen.

 

Wat te doen bij nog lopende aanvragen waar voor 1 juli 2025 op beslist wordt?

Dit is van belang voor al die zorginstellingen die nog wachten op een beslissing van het CIBG om hun aanvraag voor een Wtza-vergunning. Het CIBG heeft immers grote achterstanden, waardoor er nog op veel aanvragen moet worden beslist.

Instellingen die op grond van de oude regeling nog een intern toezichthouder zouden moeten aanstellen, maar op grond van de nieuwe regeling niet, zitten in een lastig dilemma. Het is onwenselijk als zij  om deze periode van 6 maanden te overbruggen nog hun statuten moeten wijzigen en een intern toezichthouder moeten aanstellen als dat daarna niet meer nodig is. Formeel zal het CIBG evenwel weinig anders kunnen dan toetsen aan de wet- en regelgeving zoals deze geldt op het moment dat zij het besluit toetst.

 

Aanwijzing van de minister gewenst

Het lijkt ons wenselijk dat de Minister, in aanvulling op het voorstel tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit Wtza, met het CIBG afstemt dat alle besluiten op aanvragen om een Wtza-vergunning die uitsluitend zouden worden afgewezen vanwege het ontbreken van een intern toezichthouder, aan te houden indien het aannemelijk is dat de betreffende instelling na 1 juli 2025 geen interne toezichthouder meer nodig heeft.

 

Bezwaar als oplossing?

Instellingen die geconfronteerd worden met een dergelijke afwijzing kunnen overwegen een bezwaarschrift in te dienen en in dat verband proberen met het CIBG afspraken te maken om de beslissing op het bezwaarschrift uit te stellen tot na 1 juli 2025 indien alle (eventuele) overige gebreken aan de aanvraag geheeld kunnen worden en de interne toezichthouder na 1 juli 2025 niet meer nodig zou zijn. Een beslissing op bezwaar wordt immers ex nunc getoetst, wat betekent dat het CIBG niet alleen moet kijken of de aanvraag voldeed aan de eisen van de wet en regelgeving, maar het CIBG ook kan kijken of de aanvraag voldoet aan de (op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar) gewijzigde wet- en regelgeving. Als dergelijke besluiten op bezwaar uitgesteld zouden kunnen worden tot na de inwerkingtreding van de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wtza, dan zou het CIBG de aanvraag alsnog kunnen honeren zónder dat een intern toezichthoudend orgaan is ingesteld. Dat is dan immers op het moment van de beslissing op bezwaar (na 1 juli 2025) niet meer vereist voor zorgaanbieders met minder dan 50 zorgverleners .

Ook hiervoor zou het praktisch zijn indien de Minister met het CIBG afstemt dat – uit praktisch oogpunt – op die wijze wordt gehandeld.

 

Terugdraaien zal ook de nodige kosten met zich brengen

Hoewel dit een wenselijke wijziging is, is het toch betreurenswaardig dat er nu veel zorgaanbieders zullen zijn geweest die – achteraf bezien – nodeloos kosten hebben moeten maken om een interne toezichthouder aan te stellen. Dit nog los van de kosten die zij (mogelijk) nog moeten maken om de statuten desgewenst weer aan te passen om de intern toezichthouder uit hun statuten te schrijven en de eventuele kosten die zij moeten maken in het kader van het afscheid nemen van deze interne toezichthouders. Deze personen kunnen – afhankelijk van wat is afgesproken – mogelijk ook nog aanspraak maken op een vergoeding.

Mocht u vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van het bovenstaande, neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.

 

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items