Weegt het medisch beroepsgeheim van een hulpverlener zwaarder dan de bescherming van de samenleving? Met deze vraag werd een GGZ-instelling in het zuiden van het land onlangs nog geconfronteerd toen één van haar patiënten na een ontsnapping met bebloede kleding terugkeerde. Gedurende diens afwezigheid waren drie mensen in de nabije omgeving vermoord. Een doomscenario voor iedere zorginstelling. Vanuit juridisch opzicht erg interessant: hoe ver reikt het medisch beroepsgeheim op het moment dat de samenleving mogelijk een gevaar loopt?
Zwijgplicht en verschoningsrecht
Het medisch beroepsgeheim heeft twee verschillende uitwerkingen: een zwijgplicht en een verschoningsrecht. De medewerkers van de instelling hebben in eerste instantie gezwegen. Daarnaast hebben zij geweigerd om camerabeelden af te staan aan het OM. Hier maakt de instelling gebruik van haar verschoningsrecht dat is opgenomen in het Wetboek van Strafvordering. Beroepsbeoefenaren, zoals een arts, zijn verplicht zich hierop te beroepen indien zij moeten getuigen tegenover een rechter. Het is geen keuze voor de hulpverlener. Maar hoe verhouden de zwijgplicht en het verschoningsrecht zich tot de plicht om een moord te voorkomen?
Belang medisch beroepsgeheim
Het medisch beroepsgeheim geldt voor hulpverleners met een BIG-registratie. Uitgangspunt is dat de hulpverleners geen medische informatie over de patiënt met anderen deelt zonder diens toestemming. Omdat de betreffende cliënt van de GGZ-instelling geen toestemming had gegeven om informatie te delen met de politie kon de geheimhoudingsplicht van de hulpverleners niet doorbroken worden. Zij waren verplicht zich te onthouden van het delen van informatie over de cliënt met de politie. De ratio achter deze norm is de gedachte dat iedereen vrije toegang heeft en moet hebben tot de gezondheidszorg. Een cliënt moet in alle vrijheid kunnen verklaren bij een hulpverlener zonder angst voor een eventuele strafrechtelijke vervolging. Een goed voorbeeld is de persoon met pedofiele gedachten. Deze persoon moet de hulp kunnen inschakelen van een psychiater. De veiligheid van de samenleving is daarbij ook juist gebaat.
Ook camerabeelden kunnen gegevens zijn zoals bedoeld bij het medisch beroepsgeheim, omdat daaruit een (toekomstige) hulpverleningsrelatie van een persoon afgeleid kan worden. Hulpverleners dienen zeer strikt met hun medisch beroepsgeheim om te gaan zodat de gezondheidszorg ook daadwerkelijk toegankelijk is voor iedereen.
Doorbreken medisch beroepsgeheim
Toch is het medisch beroepsgeheim niet absoluut. Afgezien van de doorbreking van het beroepsgeheim mét toestemming van de patiënt kan de hulpverlener ook nog onder andere bepaalde omstandigheden zijn beroepsgeheim doorbreken. De hulpverlener is wettelijk verplicht om aan de GGD bepaalde infectieziekten te melden, een verklaring te overleggen in geval van een overlijden of levensbeëindiging (zoals bij euthanasie) en – onder omstandigheden – aan toezichthouders (zoals de Nederlandse Zorgautoriteit) inzage in dossiers te verlenen. Daarnaast kan de hulpverlener er voor kiezen om zijn beroepsgeheim te doorbreken indien er sprake is van een conflict van zijn zwijgplicht en een ander ongeschreven rechtsplicht. Het betreft hier dus geen harde wettelijke plicht, maar een ongeschreven plicht die voortvloeit uit hetgeen men maatschappelijk wenselijk acht. Een voorbeeld hierbij is de situatie waarin een patiënt de hulpverlener op de hoogte brengt van het concrete voornemen om een moord te plegen. Men verwacht dat iemand die op de hoogte is van het beramen van een moord dit meldt bij de politie. Tot slot kan een hulpverlener zijn beroepsgeheim doorbreken in het geval er sprake is van een zwaarwegend belang. Indien er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat door handhaving van het beroepsgeheim een ander zwaarwegend belang geschaad zou kunnen worden, kan de hulpverlener zijn beroepsgeheim doorbreken. Een zwaarwegend belang kan bijvoorbeeld zijn dat een bloedverwante inzage krijgt in de medische gegevens van de overledene, zodat vastgesteld kan worden of de overledene drager is van een erfelijke aandoening, zodat een ernstige ziekte bij de bloedverwante vroegtijdig kan worden opgespoord.
De gevolgen van een ongerechtvaardigde doorbreking van het medisch beroepsgeheim voor een arts kunnen zijn: een tuchtklacht, waarbij de arts bij de zwaarste maatregel nooit meer zijn beroep mag uitoefenen, een civiele procedure en een strafrechtelijke vervolging. Deze gevolgen zorgen voor extra terughoudendheid van hulpverleners bij het doorbreken van hun beroepsgeheim.
Handelswijze instelling
In de situatie van H. was er voor de instelling duidelijk sprake van een conflict van plichten: de geheimhoudingsplicht versus de ongeschreven plicht om een gepleegde of een te plegen moord te melden bij de politie. Bij het bestaan van een conflict van plichten is een hulpverlener niet verplicht om te spreken, er is sprake van een mogelijkheid om het beroepsgeheim te doorbreken. Op het moment dat H. zich met bebloede kleding meldt op 8 mei bestaat er op dat moment geen acute dreiging voor de samenleving dat H. (nog meer) moorden zou gaan plegen. Hoewel er een vermoeden geweest zal zijn dat H. betrokken was bij de twee lichamen die op de Brunssummerheide waren gevonden, was en is dit niet zeker.
Er was in ieder geval geen acuut gevaar. H. was weer terecht in de instelling en zat op een gesloten afdeling waar hij in de gaten gehouden kon worden. De instelling heeft op dat moment op goede gronden kunnen besluiten haar beroepsgeheim niet te schenden. Toen H. daarna ontsnapte uit de instelling en niet duidelijk was wat hij ging doen en waar hij was, was het voor de instelling het juiste moment om haar beroepsgeheim te doorbreken. Op dat moment bestond namelijk wel een acuut gevaar voor de samenleving. Tevens is de keuze van de instelling om te weigeren de camerabeelden af te staan aan het OM goed verdedigbaar. Het is aan het OM om aan te tonen dat de benodigde informatie niet op een andere, minder ingrijpende manier verkregen kan worden. De rechter moet vervolgens beoordelen of het verzoek van het OM deze toets kan doorstaan.
Integriteit instelling is behouden
Samenvattend heeft de instelling zorgvuldig gehandeld. Dat de instelling besloten heeft om haar beroepsgeheim te doorbreken is begrijpelijk, dat zij dat niet eerder gedaan heeft is ook goed te volgen. De instelling is geconfronteerd met twee dringende plichten en heeft op de juiste momenten gekozen voor de meest dringende plicht. Het medisch beroepsgeheim was in eerste instantie een sterkere plicht dan het melden van mogelijke betrokkenheid bij een moord. Maar nadat de omstandigheden gewijzigd waren, was de ongeschreven plicht om te voorkomen dat mogelijk nog meer moorden zouden worden gepleegd een zwaarder belang. Het is dus afhankelijk van de omstandigheden of het medisch beroepsgeheim zwaarder weegt dan de bescherming van de samenleving.