Recent werd door de Rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat de door een vrachtwagenchauffeur gevolgde cursussen op grond van de wet niet door de (toekomstig) werkgever betaald hoefden te worden. Wat was er aan de hand?
Het behalen van de cursussen was een voorwaarde voor de werknemer om als chauffeur te kunnen werken. De werknemer moest dus voorafgaand aan het dienstverband de cursussen volgen en dit heeft hij ook gedaan. De werkgever heeft deze cursussen vervolgens verrekend met het salaris van de werknemer. De werknemer vorderde bij de kantonrechter betaling van het volledige salaris en stelde dat de cursussen vallen onder het bereik van artikel 7:611a Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter oordeelde dat artikel 7:611a BW niet van toepassing is. De werknemer was namelijk nog niet in dienst bij de werkgever op het moment van het volgen van de cursussen. Bovendien is artikel 7:611a BW niet bedoeld voor cursussen waar de werknemer over moet beschikken vóór de aanvang van het werk, zo oordeelde de kantonrechter.
Desondanks oordeelde de kantonrechter dat de kosten niet verrekend mogen worden met het salaris van de werknemer, omdat van de werkgever mag worden verwacht dat hij de werknemer vóór het aangaan van de terugbetalingsverplichting duidelijk op die verplichting wijst. Dat was hier niet gebeurd.
Deze kwestie laat zien dat het geregeld voorkomt dat er discussie bestaat over de vraag of de werkgever bepaalde scholing voor de werknemer moet betalen of niet. Een discussie met (mogelijk) vergaande financiële consequenties. In dit artikel zetten wij het juridisch kader uiteen waarbij wij ook inzoomen op de regelingen binnen de zorgsector.
Uitgangspunten
Per 1 augustus 2022 is de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in werking getreden. In artikel 7:611a BW is bepaald dat werkgevers door de wet of Cao verplichte opleidingen aan hun werknemers moeten vergoeden. Het moet daarbij gaan om scholing die verplicht is op grond van (inter)nationaal recht of de Cao.
De algemene uitgangspunten gelden, indien het verplichte scholing betreft, ook voor tijd die gepaard gaat met verplichte scholing. Dit volgt uit lid 2 van artikel 7:611a BW:
“Wanneer de werkgever op grond van toepasselijk Unierecht, toepasselijk nationaal recht, een collectieve arbeidsovereenkomst, of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren, wordt de in lid 1 bedoelde scholing kosteloos aangeboden aan de werknemers, beschouwd als arbeidstijd en, indien mogelijk, vindt deze plaats tijdens de tijdstippen waarop arbeid verricht moet worden.”
Kort gezegd betekent dit dat een verplichte opleiding voor de werknemer kosteloos is en als arbeidstijd wordt beschouwd. De werkgever dient hiervoor zorg te dragen.
Studiekostenbeding: nietig?
Veel arbeidsovereenkomsten bevatten een studiekostenbeding, waarbij de werknemer verplicht wordt een vergoeding te betalen aan de werkgever. Bijvoorbeeld wanneer de werknemer zijn baan opzegt tijdens of binnen een bepaalde periode na afronding van de opleiding. Lid 4 van artikel 7:611a BW bepaalt dat dergelijke bedingen nietig zijn, en daarmee niet geldig, maar dat geldt enkel voor bedingen die zien op verplichte scholing. Wanneer het niet gaat om verplichte scholing, dan kunnen studiekosten overeenkomstig een studiekostenbeding na het einde van het dienstverband wel (gedeeltelijk) worden teruggevorderd. Als voorbeeld daarvoor geldt het volgen van ‘extra’ cursussen, die niet noodzakelijk zijn voor het kunnen (blijven) uitoefenen van de functie.
Gereglementeerde beroepen
In de toelichting bij de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is benoemd dat deze beperking van het studiekostenbeding niet geldt voor “gereglementeerde beroepen”. Deze beroepen zijn uitgewerkt in de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen. Het gaat daarbij om beroepen waarvoor je verplicht een beroepsopleiding volgt voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Voor het bepalen of de opleiding verplicht is, is relevant of het gaat om een opleiding die noodzakelijk is voor het behouden van de beroepskwalificatie.
Een heel aantal beroepen in de zorg sector is in de lijst gereglementeerde beroepen opgenomen, zoals bijvoorbeeld arts, apotheker, tandarts, verpleegkundige en verloskundige.
Nuance vanuit de Cao
Voor zover sprake is van een gereglementeerd beroep, kan op voornoemde uitzondering een nuance worden gemaakt. De uitzondering die wordt gemaakt voor gereglementeerde beroepen geldt namelijk niet indien de werkgever verplicht is deze opleiding tevens aan te bieden op grond van de wet of van toepassing zijnde Cao. In dat geval is wél sprake van verplichte scholing en zal de werkgever verplicht zijn de studiekosten te vergoeden aan zijn werknemers.
Een goed voorbeeld hiervan is de Cao VVT, waar in artikel 5.4 is opgenomen dat:
“Als je werkt in een functie waarvoor een verplichting tot (her)registratie geldt op grond van de Wet BIG, dan vergoedt je werkgever alle noodzakelijke kosten die voor de (her)registratie gemaakt moeten worden. Je maakt met je werkgever afspraken over welke activiteiten en kosten als noodzakelijk moeten worden beschouwd voor (her)registratie. De daarvoor benodigde tijd wordt als werktijd beschouwd.”
Indien het dus gaat om scholing die nodig is voor een verplichte herregistratie op grond van de wet BIG, geldt voor de werkgever de verplichting de studiekosten te vergoeden, aldus de Cao VVT. Kortom, uit voorgaande blijk dat het niet zo is dat artikel 7:611a BW nooit van toepassing is bij gereglementeerde beroepen. Dit hangt af van wat verder volgt uit de wet of Cao. Zorgvuldigheid is aldus geboden.
Conclusie
Een studiekostenbeding kan door de invoering van artikel 7:611a BW in beginsel alleen nog geldig zijn als de opleiding niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van de functie of indien het gaat om een opleiding die voorafgaand aan het dienstverband is gevolgd. Hiervan worden uitgezonderd scholing die wordt ondergaan door werknemers die vallen onder de lijst gereglementeerde beroepen, tenzij de verplichting om scholing aan te bieden volgt uit de wet of de van toepassing zijnde Cao.