Kort geding bij de rechtbank over Wlz-inkoop
Eind 2020 spanden zorgaanbieders massaal een kort geding aan over het inkoopbeleid langdurige zorg van de zorgkantoren. De zorgaanbieders werden in het gelijk gesteld en de zorgkantoren mochten niet vast houden aan hun inkoopbeleid dat onvoldoende duidelijk was gemotiveerd.
De zorgkantoren zijn tegen dat vonnis in kort geding in beroep gegaan en inmiddels heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. In dit artikel zullen wij kort terugblikken op de belangrijkste overwegingen uit het kort geding en het arrest van het gerechtshof bespreken.
Waar ging het kort geding over?
In het kort geding stond de nieuwe inkoopsystematiek van de zorgkantoren centraal. In deze nieuwe inkoopsystematiek werd eenzelfde basispercentage gehanteerd van het NZa-maximumtarief voor alle zorgprestaties. Aanvullend hierop konden zorgaanbieders in aanmerking komen voor opslag als zij inspanning leverden op het gebied van innovatie, passende zorg, bedrijfsvoering en duurzaamheid. Het basispercentage zou worden vastgesteld op 94% van het NZa-maximumtarief met een mogelijke opslag van 2%.
Een groot aantal zorgaanbieders spande een kort geding aan tegen deze inkoopsystematiek. En met succes. De voorzieningenrechter verbood zorgkantoren onder deze voorwaarden de inkoopprocedures voort te zetten. Volgens de rechter moesten de zorgkantoren reële tarieven vergoeden voor de zorg die zij inkopen. In dit geval was niet voldoende onderbouwd c.q. onderzocht door de zorgkantoren dat sprake zou zijn van reële tarieven. Dat maakte de inkoopprocedure wat dat betreft onrechtmatig.
Wat oordeelt de rechter in hoger beroep?
De zorgkantoren waren het niet eens met deze uitspraak en vorderden in hoger beroep vernietiging van het vonnis. Intussen is de inkoopprocedure voor 2021 wel conform de kort geding uitspraak aangepast en hebben de zorgkantoren in dat kader het vonnis nageleefd.
Het gerechtshof stelt de vraag wat de zorgkantoren met dit hoger beroep willen bereiken. De uitspraak van de voorzieningenrechter zag namelijk uitsluitend op het inkoopbeleid van 2021. De zorgkantoren hebben gehoor gegeven aan deze uitspraak en in 2021 de tariefpercentages van 2020 gehanteerd. Zij hebben dus de uitspraak van de voorzieningenrechter in feite aanvaard, aldus het hof.
Hof weigert de motiveringsplicht van zorgkantoren voor de inkoop van Wlz-zorg nader te duiden
De zorgkantoren zeggen helderheid te willen over hun motiveringsplicht ten aanzien van de geldende tariefpercentages, maar daar gaat het hof niet in mee. Volgens de rechter in hoger beroep hebben de zorgkantoren geen eigen vordering ingesteld en kunnen zij dus geen aanspraak maken op een oordeel over de motiveringsplicht. Bovendien beogen zij in feite een verklaring voor recht te krijgen en dat kan niet in een een kort geding.
Hof weigert ook vooruit te lopen op verplichting om minimaal NZa-maximumtarief te hanteren
Daarnaast heeft een aantal zorgaanbieders (voor slechtzienden en GGZ) gevorderd om met ingang van 1 januari 2021 (en dus ook in 2022 en 2023) tarieven te hanteren die gelijk zijn aan de NZa-maximumtarieven. De rechter geeft aan hier geen oordeel over te kunnen geven, mede omdat er geen spoedeisend belang is voor een voorziening over de jaren 2022 en 2023. Daarnaast is het inkoopbeleid van 2022 en 2023 op dit moment onvoldoende uitgewerkt om in kort geding te worden getoetst. Voor de tarieven in 2021 geldt dat onvoldoende door de zorgaanbieders is onderbouwd dat de tarieven disproportioneel laag zijn. Overigens blijft wel de situatie zoals deze in eerste aanleg is vastgesteld, dat zorgkantoren een motiveringsplicht hebben ten aanzien van de door hen gekozen tariefpercentages in stand.
Tot slot
Het hoger beroep van de zorgkantoren slaagt dus niet en dat betekent dat er voor 2021 in de Wlz niets verandert. Ook de zorgaanbieders die hadden ingestoken op een verplichting voor 2022 en 2023 maximumtarieven te moeten hanteren vangen vooralsnog bot.
Volgens Zorgverzekeraars Nederland zullen de zorgkantoren de komende maanden blijven overleggen met brancheverenigingen om te komen tot een zo breed mogelijk gedragen inkoopkader en bekostiging.