Huisarts op de vinger getikt voor delen medische informatie aan de Raad voor de Kinderbescherming

huisarts - RvdK - RTG - juridisch - zorg

In bepaalde situaties mag een arts zijn beroepsgeheim doorbreken, bijvoorbeeld als hij toestemming heeft van de patiënt of op grond van een wettelijke bepaling. Een voorbeeld van dit laatste is het recht om bepaalde inlichtingen te verstrekken aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de uitoefening van de taken van de Raad. Hiermee moet erg terughoudend worden omgegaan, zo blijkt opnieuw uit een recente tuchtuitspraak van het RTG Den Bosch.

Wat was er aan de hand?

De ouders van een minderjarige dochter waren gescheiden. In een procedure over het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van de dochter, heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen en advies uit te brengen. In dat licht heeft de Raad toestemming aan de moeder gevraagd om informatie in te winnen bij de huisarts van de dochter. In het toestemmingsformulier, dat door de moeder is ondertekend, stond het volgende:

“Met de handtekening onder dit formulier geef ik aan dat ik geen bezwaar heb dat de RvdK met de volgende informanten contact opneemt en dat deze personen/instanties de RvdK informatie geven.
Informanten […]
Huisarts”

Vervolgens heeft de Raad de huisarts – die in het verleden ook de huisarts van de moeder was – benaderd voor informatie. Onder meer werd de vraag gesteld welke zorgen er bestonden over de minderjarige en haar opvoedingssituatie. Telefonisch heeft de huisarts toen aangegeven dat zij zich vooral zorgen maakte over het gedrag van de moeder, dat passend was bij de diagnose borderline waarmee zij in het verleden was gediagnosticeerd.

Beoordeling RTG

Klachtonderdelen 1 en 3: schending beroepsgeheim en informeren van de moeder
In dit artikel focussen wij ons op de schending van het beroepsgeheim en het informeren van de moeder, waarvan het RTG oordeelde dat deze klachten gegrond waren. Het volgende lag daaraan ten grondslag.

Geen toestemming
Uitgangspunt van het medisch beroepsgeheim is dat geen inlichtingen worden verstrekt aan derden. Dit kan anders zijn indien daartoe toestemming wordt gegeven. Die toestemming moet wel een vrije keuze zijn van de patiënt, waarbij deze vooraf moet zijn ingelicht over het doel, de inhoud en de mogelijke gevolgen van de informatieverstrekking. Het RTG verwijst in dat licht ook wel naar de KNMG-Richtlijn Omgaan met medische gegevens waarin staat dat bij het geven van schriftelijke toestemming, uit de machtiging moet blijken (i) welke informatie mag worden verstrekt, (ii) aan wie de informatie mag worden verstrekt en (iii) voor welk doel.

Het RTG is van oordeel dat – gelet op de tekst van het toestemmingsformulier – de huisarts er niet van mocht uitgaan dat zij daarmee ook ontslagen was uit de verplichting tot geheimhouding ten opzichte van de moeder. Volgens het RTG mocht de moeder ervan uitgaan dat het alleen informatie betrof over de thuissituatie, de gezondheid, het gedrag of de schoolprestaties van de dochter. Bovendien heeft de huisarts, volgens het RTG, zich er niet van vergewist of de moeder ook bedoeld had om toestemming te geven voor het verstrekken van informatie over haarzelf en of zij op de hoogte was van het doel en de inhoud van de informatie die de huisarts aan de Raad wilde verstrekken, laat staan van de mogelijke gevolgen daarvan. Van toestemming was hier dan ook geen sprake, aldus het RTG.

Wettelijke basis: artikel 1:240 BW
Omdat het RTG van mening is dat geen sprake was van toestemming, wordt vervolgens bekeken of er een wettelijke basis was voor het delen van informatie. Het RTG oordeelt dat uit artikel 1:240 BW niet volgt dat er in zijn geheel geen geheimhoudingsplicht geldt in het geval van een onderzoek door de Raad. Wel biedt het artikel een mogelijkheid om (ook buiten vermoedens van kindermishandeling) het beroepsgeheim te doorbreken zonder instemming van degene die het betreft. Dit kan alleen als het verstrekken van inlichtingen noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van de taken van de Raad. Belangrijk hierbij op te merken is dat het een meldingsrecht betreft en geen meldingsplicht. Uitgangspunt daarbij is dat de zorgverlener zijn geheimhoudingsplicht zo min mogelijk schendt en, als hij besluit dat wel te doen, degene die het betreft daarover informeert, tenzij het belang van het kind zich daartegen verzet.

Volgens het RTG had de huisarts eerst moeten beoordelen welke (aanvullende) informatie waarover zij beschikte voor de Raad noodzakelijk is om zijn taken te kunnen uitoefenen. Volgens het RTG had de huisarts zich daarvoor een duidelijk en concreet beeld moeten vormen van zowel het doel, de strekking als de reikwijdte van de informatievraag. Daarna had een afweging moeten worden gemaakt door de huisarts of en zo ja, welke gegevens er worden verstrekt die vereist zijn om adequate taakuitoefening van de Raad mogelijk te maken.

Conclusie

Hoewel naar ons idee getwist kan worden over de vraag in hoeverre de huisarts haar beroepsgeheim onterecht heeft doorbroken en of de opgelegde maatregel hierin passend is, leert de uitspraak ons (opnieuw) dat de tuchtrechter zwaar tilt aan het doorbreken van het beroepsgeheim. Zorgverleners kunnen dus nooit voorzichtig genoeg zijn bij een verzoek om informatie. Twijfelt u over de vraag of u bepaalde informatie al dan niet mag verstrekken, dan denken wij graag met u mee. Neem daarvoor contact met ons op.

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items