In Nederland mogen we ons gelukkig prijzen met een in het algemeen goed werkend zorgstelsel: de kwaliteit van de zorg en de toegankelijkheid ervan zijn in de meeste gevallen goed op orde.
Toch zijn er grenzen aan ons zorgstelsel. Uit onderzoek blijkt dat over veertig jaar één op de drie mensen in de zorg zou moeten werken (dat is nu één op zeven mensen). Ook de kosten van de zorg lopen meer en meer op. Daardoor is het de vraag of het stelsel op enig moment nog houdbaar is, zowel financieel als qua personeel. Hoewel voor deze zaken wel aandacht is, lijkt de overheid uit het oog te verliezen dat meer wetgeving de houdbaarheid van de zorg ook onder druk zet.
Rol van de overheid: meer en meer wetgeving
De overheid onderschrijft naar eigen zeggen de noodzaak om maatregelen te nemen om de houdbaarheid van de zorg te garanderen, zo blijkt bijvoorbeeld uit vrij recente Kamerbrieven. Ook het verminderen van administratieve lastendruk en regeldruk wordt daarbij steeds genoemd.
Dat de wetgever daadwerkelijk de houdbaarheid van de zorg wil garanderen blijkt wel uit woorden, maar vooralsnog niet uit daden. Althans, niet als gekeken wordt naar de onophoudelijke stroom van wetgeving die op de zorg blijft afrazen. Hieronder een aantal voorbeelden van recent ingevoerde of aanstaande wetgeving.
Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorgaanbieders (Wibz)
Dit voorstel beoogt voorwaarden te stellen aan dividenduitkeringen en introduceert een wettelijke regeling om tegenstrijdige belangen te voorkomen.
Externe toezichthouders (zoals de NZa) krijgen meer bevoegdheden. Ook worden meer intrekkingsgronden geïntroduceerd, op grond waarvan de Wtza-vergunning van aanbieders zou kunnen worden ingetrokken.
Wijzigingen in kwaliteitswetgeving
Ook in de Wet kwaliteit, klachten geschillen zorg is het nodige gewijzigd. Zo geldt sinds 1 juli 2023 dat zorginstellingen zorgverleners in de gelegenheid moeten stellen om aantoonbaar invloed uit te oefenen op het beleid.
Verder is er een wetsvoorstel ingediend dat het voor patiënten mogelijk moet maken om te verzoeken om een digitaal consult, waarin de zorgverlener in beginsel mee moet gaan tenzij er dan geen goede zorg kan worden geleverd.
Ook geldt sinds 1 juli 2023 dat ‘zwijgbedingen’ in overeenkomsten met cliënten over incidenten nietig zijn.
Wetvoorstel bevorderen contractering
Door dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid gecreëerd om de vergoeding van niet-gecontracteerde zorg van patiënten door de overheid te laten bepalen. Tevens krijgt de overheid de mogelijkheid om regels te stellen voor de wijze waarop de verzekeraar deze vergoeding bepaalt. Tot slot is het de bedoeling een nadere invulling aan het hinderpaalcriterium te geven.
Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz)
Deze wet ziet toe op de introductie van een waarschuwingsregister zorgfraude, gegevensuitwisseling ter bestrijding van zorgfraude en de inrichting van een stichting Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ).
Wet elektronische gegevensuitwisseling voor goede zorg (Wegiz)
De Wegiz bepaalt dat zorgverleners bepaalde zorggegevens verplicht elektronisch met elkaar moeten uitwisselen. Verder bevat de wet bepalingen over volgens welke afspraken die gegevensuitwisseling moeten verlopen (qua taal en techniek).
Topje van de ijsberg
De bovengenoemde wetsvoorstellen zijn nog maar het topje van de ijsberg. Ook op andere terreinen, zoals onder andere rondom het pgb, het sociaal domein (Wmo en Jeugdwet), de Geneesmiddelenwet en de Wet normering topinkomens zijn wijzigingen voorgesteld of reeds doorgevoerd.
Houdbaarheid van zorg: kijk ook naar beperken nieuwe wetgeving
Uiteraard is het goed dat de wetgever waar mogelijk kijkt hoe het zorgstelsel middels wetgeving nog verder kan worden verbeterd. Wij zijn daar voorstander van en het is ook zeker niet zo dat de hierboven genoemde wetgeving overbodig of nutteloos is.
Daarbij is het wel de vraag of voor dat doel – verbeteren en houdbaar houden van het zorgstelsel – zoveel regelgeving nodig is en of zorgaanbieders straks door de bomen het bos nog wel zien. Bovendien betekent de introductie van nieuwe regelgeving dat zorgaanbieders daarvan kennis moeten nemen en moeten zorgen dat zij aan deze wetgeving voldoen. Dat gaat gepaard met zowel financiële als personele inzet en dat heeft impact op de tijd die nog overblijft om zorg te verlenen.
Ook als een nieuwe regeling een zorgorganisatie maar enkele uren tijd per jaar kost, betekent dat over de gehele linie kostbaar verlies van zorguren. Een goed voorbeeld is de Wtza, die voor een grote groep zorgorganisaties tot wijzigingen heeft geleid en waaraan elk van deze zorgorganisatie tijd en aandacht heeft moeten besteden. Een en ander nog los van de breed gedragen wens om administratieve lasten en regeldruk te verminderen.
Oproep: beoordeel welke nieuwe wetgeving echt noodzakelijk is
Onze belangrijkste oproep aan de overheid is: beoordeel welke nieuwe wetgeving in de zorg echt noodzakelijk is, met name met de houdbaarheid van de zorg in het achterhoofd. Daarbij wordt nog niet eens gevraagd om minder wetgeving, maar wel om minder nieuwe wetgeving. Bij elke nieuwe wet zou daarom niet alleen de vraag moeten worden gesteld of deze een bijdrage levert aan een beter zorgstelsel, maar zou de vraag centraal moeten staan of deze een noodzakelijke bijdrage levert aan het zorgstelsel. Anders is niet uit te sluiten dat het middel – door de regelmoeheid bij zorgorganisaties – erger is dan de kwaal.
Dit artikel is ook in Fizier (01 2024), het tijdschrift van Fizi, gepubliceerd.