Kan een zorginstelling als belanghebbende optreden bij besluitvorming over zorgcliënten in het sociale domein?

Binnen het sociaal domein wordt de zorgverlening in het kader van maatschappelijke ondersteuning gefinancierd door de gemeenten. Inwoners kunnen hiervan gebruik maken door een aanvraag in te dienen in de gemeente waar zij wonen. De gemeente neemt hier vervolgens een beslissing over waarin onder meer staat opgenomen hoeveel uur diegene maximaal recht heeft op zorg. In het bestuursrecht geldt dat alleen een belanghebbende bezwaar kan maken tegen een besluit waardoor deze geraakt wordt. Een besluit dat ziet op het aantal uren zorg waar een cliënt recht op heeft van de gemeente, richt zich primair op die cliënt.

Uit een recente uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel wordt aangenomen dat ook een zorginstelling belanghebbende is. Hiermee wordt de ontwikkeling die gaande is in het sociaal domein voortgezet, waarbij (ook) zorginstellingen mee mogen procederen tegen die afzonderlijke besluiten wanneer die besluiten voor hun negatieve gevolgen teweeg brengen.

De casus

Het college van B&W van de gemeente Hengelo heeft ten aanzien van 40 zorgcliënten een beslissing genomen over de aanspraak (waaronder het aantal uren) die deze zorgcliënten hebben op zorgverlening. De Stichting Wonen en Psychiatrie in Twente kan zich niet vinden in die besluiten en maakt daartegen bezwaar. Aanvankelijk bericht de voorzieningsrechter de zorginstelling dat deze niet belanghebbend is bij de besluiten. Het gaat immers om persoonlijke besluiten, gericht tot (individuele) zorgcliënten. Weliswaar heeft de stichting daarbij een afgeleid, financieel belang maar dat is onvoldoende om als belanghebbende als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht te worden gezien, en dat is noodzakelijk om mee te doen in de procedure. Daarvoor is een rechtstreeks belang vereist.

De Stichting Wonen en Psychiatrie en Twente geeft aan dat zij wel een rechtstreeks belang heeft bij de besluiten van de gemeente. Concreet geeft zij aan dat zij niet meer de zorg kan leveren conform haar statutaire doelstellingen, omdat de stichting medewerkers moet laten gaan als gevolg van de besluitvorming van de gemeente.

De uitspraak

De voorzieningenrechter gaat mee in het betoog van de zorginstelling en meent dat de stichting toch (inderdaad) een rechtstreeks belang heeft bij de besluiten ten aanzien van de zorgcliënten:

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan echter ook verzoekster, zeker in het licht van de hiervoor geschetste ontwikkeling, worden aangemerkt als belanghebbende bij de besluiten. Dat belang is met name gelegen in de omstandigheid dat als gevolg van het geheel van de besluiten een situatie kan ontstaan in de woonclusters die het onmogelijk maakt invulling te geven aan haar statutaire doelstelling, te weten de zorg voor en beheer van de woonvoorzieningen, waarin mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid volledig zelfstandig maar met zorg en ondersteuning van de stichting kunnen wonen en gebruik kunnen maken van gemeenschappelijke voorzieningen. De cliënten van verzoekster wonen in de woonclusters en hebben, als vermeld, een psychiatrische achtergrond. Bij het achterwege blijven of verminderen van zorg bestaat het gevaar dat cliënten decompenseren en onvoldoende aandacht besteden aan de eigen woonomgeving waardoor uiteindelijk ook de wooncluster zelf met de bewoners problemen kunnen ervaren en de zorgverlening van verzoekster in gevaar komt. Dat gevaar kan ook ontstaan door het vertrek van medewerkers. Er is, gelet hierop, een voldoende causaal verband tussen de gevolgen van de besluiten en de belangen van verzoekster.

Beschouwing

In het bestuursrecht geldt als hoofdregel dat alleen een belanghebbende kan ageren tegen een besluit van een gemeente. Doorgaans is dit alleen de aanvrager (in dit geval, de zorgcliënt) van het besluit zelf, een derde (in dit geval, de zorginstelling) is meestal geen belanghebbende. In het sociaal domein is echter een ontwikkeling waar te nemen bij de vraag wiens belang rechtstreeks betrokken is bij besluiten van de gemeente. Ook de kwaliteit of continuïteit van de zorgverlening door zorginstellingen, zo meent de voorzieningenrechter, lijken rechtstreekse belangen te zijn die bij de besluitvorming betrokken dienen te worden. Mijns inziens heeft deze ontwikkeling tot gevolg dat zorginstellingen in het sociale domein kritisch mee kunnen kijken naar indicatiestellingen door gemeenten. Met name wanneer het door een gemeente gevoerde indicatiebeleid tot gevolg heeft dat de totale zorgvraag in omvang verandert kan een zorgaanbieder overwegen haar belangen die hierdoor geschaad worden bij de gemeente in te brengen. Interessant is ook de vraag wat dit betekent voor gemeenten die met (voorliggende) maatwerkvoorzieningen werken die concurreren met de door de zorgaanbieder geleverde zorg en het wegvallen van cliënten bij die zorgaanbieder tot gevolg heeft. Ik acht het op grond van deze ontwikkeling in het sociale domein in bepaalde gevallen niet ondenkbaar dat deze groep zorgaanbieders tegen dergelijke beleidskeuzes juridisch hun bezwaren kunnen uiten over de band van de besluiten ten aanzien van de inwoners die daarvan gebruik maken.

 

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items