Maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp

huishoudelijke-hulp

In de uitspraak van de week behandelen we een zaak over een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) beantwoord de vraag in hoeverre het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Steenbergen in een beschikking voldoende objectief en concreet is geweest door een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp op basis van resultaat toe te wijzen.

De casus

Het ging in deze zaak om een verzoeker met verschillende lichamelijke en psychische klachten. Deze verzoeker had op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) initieel huishoudelijke hulp toegekend gekregen in uren; te weten vier uur per week. Vanaf 15 juni 2015 werd deze hulp echter niet langer toegekend in uren, maar in een te behalen resultaat. Dit resultaat werd omschreven als een ‘schoon huis en schone, draagbare en doelmatige kleding.’ Hier was verder geen tijdseenheid aan gekoppeld. De zorgaanbieder maakte op basis van deze resultaatgerichte beschikking een leveringsplan, waarin stond door middel van welke werkzaamheden dit resultaat zou worden behaald.

Wat onder een schoon en leefbaar huis moest worden verstaan stond tevens uitgewerkt in een beleidsregel van de gemeente. Hierin werd gespecificeerd dat onder een ‘schoon huis’ werd verstaan dat de woning schoon was volgens ‘algemeen gebruikelijke hygiënische normen’. Het woord leefbaar doelde op een ‘opgeruimde en functionele’ woning.

De verzoeker in deze zaak meent dat het college van B&W ten onrechte een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van een te behalen resultaat heeft verstrekt. De verzoeker vindt dat het aan het college van B&W is om te bepalen wat de omvang van deze hulp dient te zijn, en niet de zorgaanbieder. De huidige manier van toewijzen brengt de verzoeker te weinig rechtsbescherming, zo stelt deze. De verzoeker is het eens met de frequentie van de hulp, maar niet met de hoeveelheid tijd die de zorgaanbieder heeft gekoppeld aan het resultaat.

De uitspraak

De CRvB stelt de verzoeker in het gelijk en oordeelt dat deze manier van toewijzen in strijd is met het rechtszekerheidbeginsel. De verzoeker weet zelfs na het verkrijgen van de maatwerkvoorziening namelijk nog steeds niet op hoeveel uur ondersteuning er gerekend kan worden. Dat de zorgaanbieder in het leveringsplan weliswaar concretiseert welke werkzaamheden er per woonruimte moeten worden vermeld, en met welke frequentie, doet hieraan niet af. Ook dat de gemeente in haar beleidsregels ingaat op de maatstaven voor een schoon en leefbaar huis maakt dit niet anders. De CRvB stelt namelijk dat niet is gebleken dat de in die beleidsregels genoemde maatstaven op objectieve criteria of deugdelijk onderzoek berusten. Onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat met de in het leveringsplan genoemde activiteiten ook daadwerkelijk een schoon en leefbaar huis kan worden gerealiseerd.

De CRvB voorziet zelf in deze zaak en gebruikt het CIZ-protocol Huishoudelijke Verzorging als uitgangspunt. Zij komt hierdoor uit op 90 minuten extra huishoudelijk hulp voor deze verzoeker.

Op grond van deze uitspraak dient de gemeente dus altijd per aanvraag vast te stellen wat er nodig is om hulp en ondersteuning te verlenen; en hier ook specifiek een tijdseenheid bij noemen.

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items