Mijn huis, mijn regels?

huisregels - rookverbod - juridisch - Wvggz

Veel zorgaanbieders, waaronder ggz-instellingen, hanteren huisregels. Van cliënten die bij een instelling verblijven wordt logischerwijs verwacht dat zij zich aan deze huisregels houden. Maar uit een uitspraak van eind 2023 blijkt dat de vrijheid voor het stellen van huisregels niet onbeperkt is.

Een ggz-aanbieder heeft medio 2022 een algeheel rookverbod ingesteld, als gevolg waarvan roken nu niet alleen verboden is in alle gebouwen, maar voortaan ook op het buitenterrein van de zorgaanbieder. Een cliënt die ten tijde van de invoering van het algehele rookverbod bij de aanbieder verbleef, kon zich daar niet in vinden en diende een klacht in. Voor deze cliënt was een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) verleend. De Wvggz is daarom relevant voor de behandeling van de klacht en de rechterlijke toetsing daarvan.

Uit die wet vloeit voort dat er een klacht kan worden ingediend over de nakoming van de in artikel 8:15 van de Wvggz opgenomen verplichting om huisregels op te stellen ‘voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep in de accommodatie’. Volgens het artikel zijn andere huisregels niet toegestaan.

Klacht en verdere verloop

In zijn klacht stelt de cliënt dat hij het niet eens is met het algehele rookverbod, omdat hij hierdoor gedwongen moet stoppen met roken, terwijl hij dat niet wil en ook niet met dat doel is opgenomen in de instelling; verzoeker wil kunnen blijven roken. Nadat de klachtencommissie zich onbevoegd heeft verklaard stapt de cliënt naar de rechter, maar die verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. De cliënt geeft zich niet gewonnen en gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Die is het niet eens met de gang van zaken, omdat de klacht van cliënt gaat over handelen in strijd met artikel 8:15 Wvggz. De zaak wordt daarom terugverwezen naar de rechtbank voor inhoudelijke behandeling.

Herkansing bij de rechtbank

De rechtbank volgt de zorgaanbieder niet in de stelling dat op hem een verplichting rust tot het instellen van een algeheel rookverbod. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de zorgaanbieder er niet in is geslaagd te onderbouwen dat het algehele rookverbod noodzakelijk is ‘voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep, in de accommodatie’. De klacht wordt daarom alsnog gegrond verklaard. Dat kan de cliënt niet meer baten, die verblijft inmiddels elders, maar de instelling doet er goed aan haar huisregels nogmaals kritisch te bekijken, en daarin is zij waarschijnlijk niet alleen.

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items