Oordeel rechter: IGJ heeft onvoldoende oog voor de omstandigheden waarin zorgaanbieder moet opereren, aanwijzing geschorst.

Oordeel rechter: IGJ heeft onvoldoende oog voor de omstandigheden waarin zorgaanbieder moet opereren, aanwijzing geschorst

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van zorg. De door (beroepsorganisaties van) zorgverleners opgestelde en gehanteerde richtlijnen zijn in dat kader belangrijk, maar niet heilig, zo blijkt uit een recente uitspraak van de voorzieningenrechter.

Wat is goede zorg in de zin van de Wkkgz?  

Zorgaanbieders moeten goede zorg aanbieden, zo volgt uit artikel 2 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), en zij zijn op grond van artikel 3 van die wet verplicht de zorg zodanig organiseren, dat “een en ander redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg”.

Wat goede zorg is, hangt onder meer af van de door het “veld” opgestelde richtlijnen en standaarden. Het gaat daarbij niet alleen om behandelrichtlijnen, waarin de uitvoering van zorg centraal staat, maar ook om richtlijnen ten aanzien van bijvoorbeeld indiceren en rapporteren, de inrichting van een behandelkamer en de bereikbaarheid en beschikbaarheid van zorg. De IGJ maakt bij de uitoefening van het toezicht op zorgaanbieders logischerwijs gebruik van dergelijke richtlijnen en standaarden.

Richtlijnen en uitvoeringspraktijk

Wij zien dat het in de praktijk soms lastig kan zijn om volledig aan richtlijnen te voldoen. Capaciteitsproblemen als gevolg van budgettaire beperkingen en/of personeelstekorten zijn aan de orde van de dag in bijvoorbeeld de ggz, de wijkverpleging en de huisartsenzorg. Dat kan uitdagingen opleveren op het vlak van onder meer de beschikbaarheid of tijdigheid van zorg.

Voor “nieuwe spelers” in de zorg geldt bovendien dat zij niet altijd even positief worden ontvangen door de “gevestigde orde”. Dat kan tot uitdagingen leiden, daar waar samenwerking voor het goed organiseren van de zorg nodig is.

Kortom: de regels zijn één ding, de uitvoeringspraktijk is een tweede. Daar moet de IGJ oog voor hebben, zo volgt uit een recente uitspraak.

Waar ging de zaak over? 

De IGJ heeft een keten van huisartsenpraktijken een aanwijzing gegeven, omdat niet aan de normen voor bereikbaarheid en beschikbaarheid van zorg zou worden voldaan, met veiligheidsrisico’s voor patiënten tot gevolg.

De keten heeft erkend dat weliswaar niet in alle praktijken aan álle richtlijnen wordt voldaan, maar heeft daarbij gewezen op het tekort aan zorgverleners en de lastige verhouding met andere huisartsenpraktijken, die de bezetting en waarneming van praktijken tot een uitdaging maken en aangegeven dat zij er wel alles aan doet om aan de richtlijnen te gaan voldoen. De keten heeft er verder op gewezen dat de richtlijnen geen harde (resultaat)verplichtingen bevatten en dat de richtlijnen met betrekking tot bereikbaarheid en beschikbaarheid recent zijn gewijzigd, waaruit blijkt dat het inmiddels gangbaar is dat een huisartsenpraktijk een dagdeel per week gesloten wordt.

Wat wast het oordeel van de rechter?

De rechter overwoog dat bij de beoordeling van een zorgaanbieder gekeken moet worden naar de feiten en omstandigheden van het concrete geval, omdat artikel 3 van de Wkkgz de aanbieder verplicht de zorg zo te organiseren, dat dat redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg.
Het enkele niet voldoen aan alle relevante richtlijnen, betekent volgens de rechter niet automatisch dat de zorg zodanig is georganiseerd, dat redelijkerwijs niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van goede zorg.

De voorzieningenrechter heeft, zo is in de uitspraak beschreven, oog voor de door de huisartsenketen genoemde uitdagingen en obstakels, de grenzen van de verantwoordelijkheid en invloedssfeer van de huisartsenketen. De rechter oordeelt dat al deze zaken moeten worden meegenomen bij het beoordelen van de organisatie van de huisartsenketen in het licht van de verplichting van artikel 3 van de Wkkgz en concludeert dat het vooralsnog niet waarschijnlijk is dat de aanwijzing aan de huisartsenketen onverkort in stand zal kunnen blijven, ook al wordt niet aan alle richtlijnen voldaan.

Uitvoeringswerkelijkheid en praktische uitdagingen spelen een rol

Zorgaanbieders moeten de zorg zodanig organiseren, dat dat redelijkerwijs moet leiden tot het verlenen van goede zorg, zo volgt uit artikel 3 van de Wkkgz. Bij de beoordeling van de organisatie van zorg door een zorgaanbieder moet de IGJ (daarom) – zo blijkt duidelijk uit dit oordeel van de rechter – oog hebben voor de uitvoeringswerkelijkheid en de uitdagingen of beperkingen die daaruit voortvloeien voor een zorgaanbieder. Dat niet volledig aan een richtlijn wordt voldaan, betekent dus niet zonder meer dat in strijd met artikel 3 van de Wkkgz wordt gehandeld.

Los van de onderhavige casus lijkt dat ons een terecht uitgangspunt. Het enkel tellen van ‘vinkjes’ voor het voldoen aan normen die voortvloeien uit regels en richtlijnen, zegt – indien één enkel vinkje niet kan worden gezet – nog niet dat de organisatie zodanig is, dat die niet meer kan leiden tot het verlenen van goede zorg. Bovendien is meer oog voor de dagelijkse praktijk, waarin zorgorganisaties en zorgverleners te maken hebben met een combinatie van complexiteit van zorg, regelgeving én financiering, niet meer dan terecht.

Het zou mooi zijn als dit een vast uitgangspunt wordt in de reguliere toezichtpraktijk van de IGJ. Dat wil niet zeggen dat de IGJ niet meer kan toetsen of zorgaanbieders voldoen aan de voor hen geldende normen, maar wel dat de IGJ bij deze toetsing én bij de inhoud en termijnen van maatregelen die IGJ neemt, rekening houdt met de omstandigheden waarin zorgaanbieders opereren.

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items