Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft in een brief van 5 april 2020 namens de zorgverzekeraars aangegeven dat zorgaanbieders kunnen worden gecompenseerd voor de gevolgen van de coronacrisis. Voorts heeft ZN op hoofdlijnen inzage gegeven in de steunmaatregelen, waaronder een regeling die ziet op vooruitbetaling.
De steunmaatregelen waren door ZN eerder aangekondigd in een schrijven van 25 maart 2020. Het is goed dat de zorgverzekeraars deze maatregelen nu nader hebben uitgewerkt, want zorgaanbieders keken uit naar concrete en duidelijke maatregelen. Het is verder goed om te zien dat het in de brief van 25 maart 2020 genoemde criterium dat sprake moet zijn van financiële problemen lijkt te zijn losgelaten. Dit criterium wordt althans niet meer genoemd en lijkt daarmee te zijn vervallen. Verder werd in de brief van 25 maart 2020 nog gesproken over een periode tot 1 juni 2020. Dit is in de brief van brief van 5 april 2020 verlengd tot 30 juni 2020. Maar hoe concreet is de regeling? Zijn er haken en ogen?
Continuïteitsbijdrage hoeft niet terugbetaald te worden, of toch wel?
In de brief van 5 april 2020 schrijft ZN dat de continuïteitsbijdrage niet terugbetaald hoeft te worden, maar een zorgaanbieder mag niet aan de crisis / continuïteitsbijdrage verdienen. Als sprake is van meer productie en inhaaleffecten in de periode nadat de continuïteitsbijdrage is uitgekeerd, dan wordt dat verrekend met de continuïteitsbijdrage. Daarnaast komt de continuïteitsbijdrage in de plaats voor alle zorg die is geleverd en gedeclareerd in dezelfde periode.
De continuïteitsbijdrage is dus een vaste vergoeding in de periode van crisis, die wordt verrekend met de feitelijke productie die gerealiseerd wordt tijdens de crisis en met de meerdere productie na de crisis. De hoogte van deze vergoeding, uitgedrukt in een percentage van de omzet, wordt nog per zorgsoort vastgesteld.
Op zich is dit positief. Toch is het de vraag of deze regeling alleen maar gunstig is. Feitelijk zal de zorgaanbieder de bijdrage – in elk geval voor een deel- moeten terugbetalen doordat de gerealiseerde omzet tijdens de crisis en de inhaalomzet daarna wordt verrekend met de ontvangen continuïteitsbijdrage. Indien een zorgaanbieder weer volledig omzet, bijvoorbeeld per 1 mei 2020, dan zal de zorgaanbieder over de maanden mei en juni de continuïteitsbijdrage blijven ontvangen, die neerkomt op 60-85% van zijn omzet. Als we hier uitgaan van een continuïteitsbijdrage van 70%, dan krijgt een zorgaanbieder die weer 100% van zijn omzet draait in de periode dat de regeling nog loopt, 70% uitgekeerd als continuïteitsbijdrage en wordt per saldo 30% van de omzet verrekend met de eerder ontvangen continuïteitsbijdrage. Nu de regeling is verlengd tot 30 juni 2020 valt niet uit te sluiten dat er een kortere of langere periode is dat de zorgaanbieder weer 100% of zelfs meer omzet zal draaien en ‘slechts’ de continuïteitsbijdrage zal ontvangen.
Daarnaast is van belang de wijze waarop de zorg regulier wordt gedeclareerd en waar de declaratie uit is opgebouwd voor de vraag hoe de regeling uitpakt. Met name voor zorgsoorten met een mix van verzekerde en onverzekerde zorg, hoge eigen bijdragen en/of veel kosten kan de ZN-regeling mogelijk ongunstig uitpakken.
Verzekerde en onverzekerde zorg
Voor het deel dat niet valt onder de verzekerde zorg kan alsnog aangeklopt worden bij het Rijk voor de NOW-regeling. Echter, voor de NOW-regeling dient gekeken te worden naar de omzetderving in de bewuste crisisperiode. De omzetdaling kan door de continuïteitsbijdrage een stuk lager uitvallen, waardoor er ook minder kosten worden gecompenseerd. Dat is op zich logisch, maar de mogelijkheid voor verzekeraars om de meeromzet die na de crisissituatie wordt gerealiseerd te verrekenen met de continuïteitsbijdrage, kan er mogelijk wel toe leiden dat de omzetdaling en compensatie op basis van de NOW-regeling in de crisisperiode lager is, terwijl dit later via verrekening met de meeromzet terugbetaald moet worden aan de verzekeraar. Dit is verplaatsen van het nadeel, waardoor compensatie kan uitblijven.
Kosten worden niet gecompenseerd
Zorgsoorten waarbij een belangrijk deel van de omzet ziet op out-of-pocket kosten (kosten die de zorgaanbieder zelf ook moet betalen), kunnen door deze maatregel nog steeds in de problemen komen. Het ligt in de lijn der verwachting dat bij de berekening van de continuïteitsbijdrage geen rekening wordt gehouden met deze kosten, omdat deze in de periode dat de onderneming stil ligt niet worden gemaakt. Dit zal resulteren in een lager percentage voor de continuïteitsbijdrage. Op zich is dat nog niet problematisch, ware het niet dat de omzet die wordt gerealiseerd in de periode dat de continuïteitsbijdrage wordt ontvangen daarop in mindering strekt. Dat betreft dus ook de out-of-pocketkosten die de zorgaanbieder zelf heeft moeten betalen. Deze kosten heeft de zorgaanbieder 100% moeten betalen, terwijl de zorgaanbieder slechts een gedeeltelijke vergoeding zal ontvangen voor deze kosten. De continuïteitsbijdrage is immers geen 100%, maar naar verwachting tussen de 60% en 85%.
Bij de verplichting tot het terugbetalen van de continuïteitsbijdrage bij na de crisis gerealiseerde meeromzet is dit nog meer problematisch. Omzet zegt niets over winst. Meeromzet die gerealiseerd wordt door meer out-of-pocketkosten die daarin meetellen, is geen voordeel voor de zorgaanbieder. Deze loopt immers wel omzet in, maar de kosten nemen ook toe. Door in de regeling alleen te kijken naar omzet, ontstaat een probleem in de uitvoering.
Evenmin compensatie voor meerkosten personeel vanwege inhalen omzet
Voor zorgaanbieders die voornamelijk te maken hebben met personeelskosten speelt dit probleem minder. Maar ook voor hen geldt dat in de periode dat meeromzet gerealiseerd wordt, er waarschijnlijk ook meer personeelskosten zullen zijn. Doordat ook hier alleen naar omzet gekeken wordt, bestaat het risico dat wel moet worden terugbetaald vanwege de hogere omzet, terwijl er tegelijk ook hogere kosten zijn.
Exacte voorwaarden van de regelingen zijn nog niet bekend
De exacte voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de continuïteitsregeling en de vooruitbetalingsregeling zijn nog niet bekend. Zo dienen niet-gecontracteerde zorgaanbieders een overeenkomst met de zorgverzekeraar aan te gaan, mogelijk een betaalovereenkomst. Hoe die overeenkomst eruit komt te zien, moet nog duidelijk worden, en liefst zo snel mogelijk. Het ontvangen van een bijdrage en het daardoor moeten aangaan van nog onduidelijke en onbekende juridische voorwaarden, is immers risicovol.
Slotsom
Uiteraard is het goed om te beseffen dat de regeling onder tijddruk tot stand is gekomen. Zeker de snelle mogelijkheid van bevoorschotting via een vooruitbetaling kan de druk bij menig zorgaanbieder weghalen. Maar ook die zorgaanbieder moet wel beseffen dat hij met een beroep op de ZN-regeling zijn aanspraak op de NOW-regeling kwijt raakt voor dat deel van zijn omzet. Het is daarom raadzaam om goed na te gaan wat voor ieders specifieke situatie en de omstandigheden waarin de zorgorganisatie zich bevindt, de beste optie is. Omdat de ZN-regeling en de regelingen van het Rijk elkaar over en weer grotendeels uitsluiten, is het belangrijk om goed na te denken en onderzoek te doen wat het beste is, voor deze keuze gemaakt wordt.
Ook hier geldt het adagium: bezint eer ge begint.