Door de hoogste bestuursrechter is onlangs een interessante uitspraak gewezen over de zogenoemde ‘drogist op afstand’ in de supermarkt. Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk?
Welke categorieën geneesmiddelen zijn er?
Voor een goed begrip van de uitspraak, is relevant om te weten welke typen geneesmiddelen we kennen. Geneesmiddelen bestaan in verschillende soorten en maten. De Geneesmiddelenwet (Gnw) kent 4 categorieën geneesmiddelen.
- UR-geneesmiddel (Uitsluitend Recept)
- UA-geneesmiddel (Uitsluitend Apotheek)
- UAD-geneesmiddel (Uitsluitend Apotheek en Drogist)
- AV-geneesmiddel (Algemeen Verkrijgbaar)
Deze categorieën zijn ingedeeld op basis van het risico dat het gebruik van het betreffende middel met zich brengt. In welke categorie een geneesmiddel moet worden ingedeeld bepaalt het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG).
De uitspraak die wij hier behandelen heeft betrekking op UAD-geneesmiddelen.
Wat zijn de vereisten om UAD-geneesmiddelen te mogen verstrekken?
Om UAD geneesmiddelen te mogen verstrekken geldt een aantal vereisten om er voor te zorgen dat sprake is van verantwoorde zorg. Deze vereisten zijn op grond van 62 Gnw:
- de terhandstelling geschiedt onder verantwoordelijkheid en onder toezicht van een drogist;
- degene aan wie een UAD-geneesmiddel ter hand wordt gesteld, op duidelijke wijze wordt ingelicht over hetgeen hij redelijkerwijze moet weten over de aard en het doel van het geneesmiddel en de te verwachten gevolgen en risico’s daarvan voor zijn gezondheid, tenzij hij te kennen heeft gegeven daar geen behoefte aan te hebben;
- uitsluitend een drogist of een assistent-drogist de in onderdeel b bedoelde voorlichting mag geven, en
- in het verkooppunt voldoende drogisten en assistent-drogisten aanwezig zijn die klanten deze voorlichting kunnen geven.
In uitspraak stond vooral het laatste punt ter discussie: waren er (voldoende) drogisten en assistent-drogisten aanwezig om klanten voorlichting te geven?
Wat was er aan de hand?
Een tijd geleden is Albert Heijn gestart met het verkopen van UAD-geneesmiddelen in de supermarkt. Albert Heijn had dit vorm gegeven door voor 32 uur een drogist in de supermarkt te hebben. Voor de tijden dat de drogist er niet was, was het mogelijk om via een tablet digitaal vragen te stellen aan een (assistent)drogist op het hoofdkantoor.
De Stichting Centraal Bureau Drogisterijbedrijven en Parfumeriebedrijven (SCBDP) was het hier niet mee eens en had een verzoek tot handhaving bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) ingediend. Daarbij was onder meer aangevoerd dat de supermarkt niet volgens de Nederlandse Drogisterij Norm (NDN) handelt. IGJ concludeerde dat de NDN niet bindend is en dat de NDN uitsluitend een door SCBDP aan zichzelf opgelegde norm is.
De discussie gaat vervolgens vooral over een tweetal elementen: de zogenoemde ‘kassacheck’ en de vraag of de drogist fysiek aanwezig moet zijn of dat digitale bereikbaarheid per tablet ook afdoende is.
Uitspraak rechtbank
IGJ en de rechtbank vonden een kassacheck (verplicht vragen aan de kassa of men nog vragen heeft) niet vereist en vonden ook de bereikbaarheid van de drogist per tablet voor de uren dat de drogist niet fysiek aanwezig was voldoende. Het verzoek tot handhaving was volgens de rechtbank dus door IGJ terecht afgewezen. Deze uitspraak deed de rechtbank op 17 december 2019.
Hoger beroep
SCBDP is hiertegen in hoger beroep gegaan. Op 4 november 2020 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde net als de rechtbank dat een kassacheck inderdaad niet vereist is. Wat betreft de in drogist op afstand oordeelt de Afdeling dat dit niet is toegestaan. De uitleg van de rechtbank, die uitging van beschikbaarheid van de drogist, is strijdig met de letterlijke tekst van de wet die spreekt oer het aanwezig zijn.
Gevolgen van geen drogist op afstand
Voorgaande betekent dat supermarkten de verplichte aanwezigheid van een drogist gedurende de periode dat UAD-geneesmiddelen worden verkocht niet mogen oplossen met een digitale beschikbaarheid via een tablet. Het is de vraag hoe supermarkten hier mee om zullen gaan. Uit de uitspraak van de Afdeling volgt ook dat – net als bij een apotheek – de fysieke aanwezigheid van de drogist zelf niet vereist is. Het is (ook) afdoende als er een assistent-drogist aanwezig is.
Supermarkten hebben dus de mogelijkheid om UAD-geneesmiddelen te blijven verkopen, zolang zij er maar voor zorg dragen dat er een (assistent-)drogist gedurende de openingstijden aanwezig is. Voor zover nodig kunnen supermarkten daarvoor extra (assistent-)drogisten aantrekken.
Daarnaast kunnen supermarkten ook de verkoop van UAD-geneesmiddelen (tijdelijk) staken op de momenten dat er geen assistent-drogist aanwezig is (balie sluiten).
Of er direct veel zal wijzigen na deze uitspraak valt dus te bezien. Supermarkten kunnen dit met het aantrekken van extra assistentes oplossen. Daarnaast geldt ook dat het maar de vraag is of en in hoeverre IGJ actief op de naleving zal gaan controleren. De omstandigheid dat IGJ het aanvankelijk allemaal wel goed vond en geen aanleiding zich tot handhaving, kan er op duiden dat dit niet hoog op de prioriteitenladder van IGJ staat en supermarkten, zolang er geen concreet handhavingsverzoek is, weinig risico lopen.