Het gerechtshof Amsterdam heeft op 21 mei 2024 arrest gewezen in een zaak waarin een medewerker van een GGZ-instelling, zonder machtiging van een bestuurder, een contract met zorgverzekeraar Zilveren Kruis (ZK) had gesloten. De vraag die in de procedure centraal stond was of ZK gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat het aanbod in de digitale procedure was aanvaard door een persoon die bevoegd was om de zorgaanbieder te vertegenwoordigen. Dat was volgens het hof het geval. Wat was er in deze zaak aan de hand?
Wat was de situatie?
De zorgaanbieder waar het om draait in deze zaak, levert GGZ-zorg en de bestuurders waren – zo gaven zij althans te kennen – in de veronderstelling dat zij dit op niet-gecontracteerde basis deden. Wel hadden zij een betaalovereenkomst met ZK, zodat zij rechtstreeks bij de verzekeraar konden declareren. De bestuurders kwamen erachter dat de GGZ-instelling wel een contract bleek te hebben, toen ZK bepaalde gegevens uitvroeg en de bestuurders zagen dat het volledige tarief werd betaald, in plaats van het lagere niet-gecontracteerde tarief. Zij hadden hier, zo gaven zij aan, geen idee van. Voor de GGZ-instelling wat dat problematisch, aangezien het omzetplafond (dat enkel geldt indien sprake is van een overeenkomst) behoorlijk was overschreden. Om die reden was het voor de GGZ-instelling beter, indien zij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder zouden zijn. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Om in 2017 in aanmerking te komen voor een overeenkomst met ZK, moesten zorgaanbieders een e-mail sturen en kenbaar maken dat ze interesse hadden in een contract. Dit heeft een manager algemene zaken van de GGZ-instelling gedaan in de zomer van 2016. Medio september zijn vervolgens de inlogcodes die aan de zorgaanbieder waren verstrekt, geactiveerd, waarmee zij in het digitale portaal konden. Via het portaal is uiteindelijk het contract met ZK online aanvaard door de coördinator zorginkoop, die daarbij ook verklaarde (d.m.v. een vinkje) bevoegd te zijn om digitaal te mogen ondertekenen namens de organisatie. Maar deze persoon was dat juridisch niet; alleen de bestuurders mochten de vennootschap vertegenwoordigen. ZK gaf echter aan dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen, inclusief bijbehorende afspraken, zoals een omzetplafond. De zorgaanbieder wilde dat juist niet en vorderde dat de rechter zou oordelen dat er geen overeenkomst tussen de twee partijen tot stand was gekomen. De vraag die de rechter moest beantwoorden: mocht ZK erop vertrouwen dat degene die heeft getekend, hiertoe bevoegd was?
Aan welke maatstaf wordt getoetst?
Bij deze zaak speelt het criterium “schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid” een voorname rol, oftewel het lijkt alsof iemand bevoegd is om de organisatie te vertegenwoordigen, maar is dat niet. Vervolgens speelt de vraag of deze schijn de GGZ-instelling kan worden aangerekend. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden toegerekend aan de zorgaanbieder in het geval dat ZK gerechtvaardigd mocht vertrouwen op het bestaan van die bevoegdheid op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de zorgaanbieder komen en waaruit naar verkeersopvattingen die schijn kan worden afgeleid. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de zorgaanbieder die persoon zijn gang laat gaan en geen toezicht houdt op wat diegene doet, maar ook het laten voortbestaan van een situatie kan bijdragen aan het gerechtvaardigd vertrouwen dat de persoon bevoegd was om de zorgaanbieder te vertegenwoordigen.
Hoe pakt de maatstaf uit in deze casus?
De zorgaanbieder had haar organisatie zo ingericht dat bepaalde medewerkers onder andere als taak hadden om contact te onderhouden met ZK; daarom had iemand anders dan de directie ook de inlogcodes voor de digitale omgeving van ZK. Vervolgens heeft een medewerker dus namens de zorgaanbieder een overeenkomst ondertekend, waarbij werd aangevinkt dat diegene bevoegd was om dit te doen. De bestuurders hebben op geen enkel moment aangegeven dat de medewerkers geen volmacht hadden om namens de organisatie het aanbod te aanvaarden. Het heeft bovendien nog een aantal maanden geduurd, namelijk tot juli 2017 (toen liep het contract dus al een half jaar), voordat de bestuurders aan de bel trokken. Het is dus duidelijk dat de bestuurders niet afdoende toezicht hadden gehouden op wat de medewerker had gecommuniceerd richting ZK.
Uitspraak en gevolgen
Het gerechtshof oordeelt dat deze feiten en omstandigheden naar verkeersopvattingen de schijn opleveren dat het aanbod voor de overeenkomst namens de zorgaanbieder werd aanvaard. Deze feiten en omstandigheden komen voor risico van de zorgaanbieder. Hierdoor is er dus een overeenkomst tot stand gekomen tussen de zorgaanbieder en ZK. En het meest vervelende voor de GGZ-instelling: het omzetplafond was onderdeel van de afspraken en de overschrijding moet dus worden terugbetaald.
Van belang is dus om goed na te gaan welke taken medewerkers hebben en welke mogelijkheden daarbij komen kijken. Want ook als deze medewerkers formeel-juridisch niet bevoegd zijn om namens de organisatie een overeenkomst te ondertekenen, kan handelen van deze medewerkers in bepaalde situaties aan de organisatie worden toegerekend, bijvoorbeeld indien het bestuur onvoldoende toezicht heeft gehouden op dat handelen.