Verduidelijking omtrent de omvang van het medisch dossier en het recht op inzage door een nabestaande

Silke van Dijk

Advocaat

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 17 september 2025 een uitspraak gedaan waar het recht op inzage door nabestaanden – en daarmee ook de omvang van het medisch dossier – centraal stond. In deze zaak wil een nabestaande (vader van een 23-jarige zoon) inzage in het medisch dossier. De zoon is na meerdere hartoperaties in het Universitair Medisch Centrum Groningen (hierna: UMCG) overleden, maar heeft bij leven schriftelijk toestemming gegeven aan zijn vader om zijn medisch dossier na zijn dood in te zien. Nadat het dossier aan de vader is verstrekt door het UMCG geeft de vader aan dat er stukken in het medisch dossier ontbreken. Het UMCG geeft vervolgens een externe deskundige toegang tot het medisch dossier (en de loggegevens) voor onderzoek naar de volledigheid van het verstrekte dossier. Hierdoor staat de vraag centraal welke stukken precies tot het patiëntendossier behoren en of het UMCG onrechtmatig heeft gehandeld door de externe deskundige in te schakelen.

Wat behoort tot het patiëntendossier?

Een document of bepaalde informatie is onderdeel van het patiëntendossier, indien het voldoet aan de vereisten van artikel 7:454 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Het moet gaan om (i) gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt, (ii) gegevens met betrekking tot uitgevoerde verrichtingen bij de patiënt en/of (iii) gegevens die noodzakelijk zijn voor een goede hulpverlening aan de patiënt. Bepalend voor de beantwoording van de vraag of bepaalde gegevens of stukken tot het medisch dossier behoren is de aard van de gegevens, in het bijzonder of de gegevens de goede hulpverlening dienen.

De vader geeft aan dat bepaalde stukken uit het patiëntendossier niet aan hem zijn verstrekt en het UMCG daarmee zijn recht op inzage zou schenden. De rechtbank beoordeelt per stuk of de gegevens onderdeel zijn van een patiëntendossier.

Inbasketberichten

Ten aanzien van bepaalde correspondentie tussen de artsen omtrent de zoon – zogenoemde ‘inbasketberichten’ – oordeelt de rechtbank dat dit onderdeel is van het medisch dossier. Het begrip ‘patiëntendossier’ is een verzamelbegrip waaronder allerlei verschillende vormen van registratie kunnen vallen. Zo ook interne communicatie tussen artsen. Hierbij merkt de rechtbank op dat niet is vereist dat het gaat om een fysiek dossier dat zich op één locatie bevindt. Er wordt wel een kanttekening gemaakt dat de dossierplicht niet verplicht om dezelfde gegevens meermaals in het medisch dossier te bewaren. De rechtbank oordeelt dat deze gegevens wel dienen te worden verstrekt, voor zover deze gegevens niet op een andere manier in het medisch dossier zijn verwerkt.

DIM-melding

Een calamiteitenrapport is, zo heeft de Hoge Raad bepaalt, geen onderdeel van het medisch dossier op basis van de ‘veilig melden’-regeling van artikel 9 lid 6 Wet klachten, kwaliteit en geschillen zorg (Wkkgz). Een DIM-melding (‘Decentraal Incident Meldingscommissie in de zorg’) behoort daarentegen wel tot het medisch dossier. Met betrekking tot de DIM-melding heeft de vader recht op het verstrekken van de aantekeningen in het medisch dossier over de aard en toedracht van het gemelde incident, het tijdstip waarop het incident heeft plaatsgevonden en van de namen van de betrokkenen bij het incident.

Overige stukken

Voor de andere aangevoerde stukken (te weten o.a. OK-logboeken / rapporten, klinische notities, operatieverslag, aanvragen voor laboratoriumonderzoeken en informatie over researchstudies) oordeelt de rechtbank dat deze niet verstrekt hoeven te worden, omdat het UMCG niet verplicht is om dezelfde gegevens meerdere keren in het dossier te bewaren of omdat ze niet tot het patiëntendossier behoren.

Toegang externe deskundige

De rechtbank overweegt verder, dat het UMCG heeft gehandeld in strijd met wettelijke bepalingen (artikel 7:457 lid 1 Burgerlijk Wetboek en artikel 88 Wet BIG) door de externe deskundige toegang te geven tot het medisch dossier. Volgens de rechtbank geldt het medisch beroepsgeheim ook na overlijden van een patiënt waardoor het ziekenhuis alleen inzage aan derde(n) mag geven als het aannemelijk is dat de overleden patiënt daar bij leven expliciet en rechtsgeldig toestemming voor heeft gegeven. De rechtbank stelt dat daar in dit geval niet vanuit kan worden gegaan. Immers heeft de zoon bij leven het UMCG geïnformeerd dat hij de externe deskundige geen toestemming geeft voor inzage in het medisch dossier.

Ten aanzien van het verzoek van de vader om via een door hem gekozen partijdeskundige volledige toegang tot het elektronisch systeem van het UMCG te krijgen, oordeelt de rechtbank het volgende. Hoewel het een gerechtvaardigd belang is van de vader om – via dit middel – te kunnen controleren of hij inmiddels wel over het volledige medisch dossier beschikt, is het UMCG niet gehouden om een partijdeskundige onbeperkt toegang te verlenen tot het volledige elektronische systeem van het UMCG. Dit zou de partijdeskundige ook in staat stellen om in alle andere patiëntendossiers van het UMCG te kijken, evenals vertrouwelijke gegevens van medewerkers. De rechtbank wijst dit verzoek af, aangezien dit te vergaand is.

Conclusie

In deze uitspraak stond het vast dat de vader recht had op inzage in het patiëntendossier van zijn zoon na overlijden. De rechter heeft echter een verduidelijking aangebracht ten aanzien van bepaalde documenten of zij al dan niet onder de reikwijdte van het patiëntendossier vallen. Daarnaast kan het zo zijn dat bepaalde gegevens achterwege kunnen blijven, omdat zij ook waren opgenomen in andere documenten die al wel waren verstrekt. Ten aanzien van inzage door een externe deskundige moet zeer terughoudend worden omgegaan, aangezien het medisch beroepsgeheim ook na overlijden geldt.

Specialisten over dit onderwerp

Gerelateerde items