Normaliter mag een zorgaanbieder haar patiënten niet ‘zomaar’ aan de kant schuiven en de behandelrelatie beëindigen. Maar wat als deze patiënt herhaaldelijk zonder goede reden haar afspraken afzegt, altijd maar blijft klagen over de diensten die geleverd worden en de zorgaanbieder het idee krijgt dat haar patiënt misbruik van haar maakt? Kun je dan als zorgaanbieder nog steeds geen afscheid nemen van je patiënt?
De Casus
Deze uitspraak gaat over een patiënt die vanaf 2005 aangesloten is bij de tandartspraktijk van de verweerder. Sinds dat moment zijn er meerdere contactmomenten per jaar vanwege protheseklachten. De patiënt geeft meerdere malen aan dat ze weinig tijd heeft en graag altijd direct geholpen wil worden. Dit is niet volgens de handelwijze van de tandartspraktijk en de patiënt dient gewoon een afspraak te maken. Na meermaals de afspraak daags en vlak voor de afspraak te hebben afgezegd vanwege een drukke agenda is de tandartspraktijk er klaar mee. Aan mevrouw wordt medegedeeld dat de behandelrelatie om persoonlijke redenen per direct wordt stopgezet. Twee jaar later, na brieven van de (inmiddels) ex-patiënt, schrijft de eigenaar van de tandartspraktijk ook nog een brief waarin hij de patiënt officieel de reden van het beëindigen van de behandelrelatie aangeeft:
“Lange tijd heb ik veel aandacht aan u besteed. Ik kreeg het gevoel dat u misbruik van me maakt. Zowel voor, tijdens en na de behandeling uitte u uw onvrede in negatieve bewoordingen. Dit noopte mij op een gegeven moment een maximale behandeltijd van een half uur met u af te spreken. U bleef echter aanhoudend negatief en achterdochtig over de behandeling en de adviezen. Aangezien derhalve het vertrouwen bij u ontbreekt en ik daar telkenmale tegenaan liep zag ik geen andere mogelijkheid dan het beëindigen van de behandelrelatie. De grens was bij mij bereikt en ik kon het niet meer opbrengen u te behandelen. Door uw negatieve houding was het mij onmogelijk geworden de kwaliteit te leveren die ik gewend ben te leveren. Overigens had u op dat moment geen klachten en kwam u voor halfjaarlijkse controle.
Mocht u daar prijs op stellen, dan ben ik bereid met u de mogelijkheid van bijzondere tandheelkunde te bespreken en kan ik u vervolgens verwijzen naar een dergelijke praktijk.”
Na ruim een jaar, inmiddels oktober 2011, dient de patiënt een klacht in bij de klachtencommissie en daarop heeft de klachtencommissie de vrouw in het gelijk gesteld. Hierop volgend schrijft de tandartspraktijk eind 2012 het volgende:
“Ik ben mij ervan bewust dat het niet zorgvuldig is geweest om U op 11 februari 2008, terwijl u voor een controle-afspraak kwam, mede te delen dat ik U niet meer zou behandelen.
Mocht ik in de toekomst nog eens worden geconfronteerd met een vergelijkbare situatie, dan zal ik met name:
– herhaaldelijk meningsverschillen over de behandeling bespreken, de mogelijke consequenties meedelen (eindigen van de behandeling) en dat ook noteren in het dossier;
– en als ik uiteindelijk zal moeten besluiten de behandelrelatie te beëindigen een redelijke termijn in acht nemen;
– de mededeling schriftelijk bevestigen met vermelden van de reden;
– noodzakelijke hulp verlenen;
– en hulp bieden bij het zoeken naar een andere tandarts.(…)”
De uitspraak
Na het besluit van de klachtencommissie wordt bij de Tuchtrechter de zaak nogmaals voorgelegd. De Tuchtrechter bevestigt dat de praktijkwijzer ‘WGBO in de praktijk’ leidend is om te bezien of en op welke wijze de behandelrelatie met de patiënt kan worden beëindigd. In de praktijkwijzer staat opgesteld in welke gevallen een tandarts een behandelovereenkomst mag beëindigen en hoe hij dat moet doen.
De Tuchtrechter gaat om die reden na of de tandarts zich aan de eisen in de praktijkwijzer heeft gehouden. De tandarts in kwestie had in zijn brief aan de patiënt van eind 2012 deze eisen al opgesomd en aangegeven dat hij zich daar in de toekomst aan zou houden. Volgens de tuchtrechter had de tandarts dat echter bij de klagende patiënt nog niet gedaan. Het college is dan ook kort over deterechtheid van de klacht. Deze is gegrond. Omdat het verwijtbaar handelen inmiddels tien (!) jaar geleden heeft plaatsgevonden en de tandarts zijn onjuistheden heeft toegegeven stelt het college de patiënt in het gelijk, maar volgt er geen maatregel.