Wetsvoorstel medezeggenschap cliëntenraden 2018
Sinds 1996 kennen we in Nederland de Wet medezeggenschap Cliëntenraden. Eind 2017 werd er een wetsvoorstel ingediend wat ingrijpende veranderingen in deze wet wil aanbrengen. Een aantal weken geleden heeft de Tweede Kamer de eerste plenaire vergadering omtrent dit voorstel gevoerd, en het volgende debat staat gepland voor oktober 2018. Als het wetsvoorstel er in deze vorm doorheen komt, heeft dit op veel zorgaanbieders effect. Alle reden om de hoofdlijnen van het wetsvoorstel eens op een rijtje te zetten.
Het wetsvoorstel “beoogt medezeggenschap te verbeteren door een aantal belemmeringen waar cliëntenraden in hun werk tegenaan lopen, aan te pakken”. De positie van de cliëntenraad wordt in dit voorstel dus verstevigd.
We zetten een aantal belangrijke voorgestelde wijzigingen hieronder op een rij. Deze lijst is niet uitputtend. Voor een compleet overzicht verwijzen we u naar de Memorie van Toelichting.
- Voor het begrip ‘instelling’ wordt aansluiting gezocht bij de Wkkgz (Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg) in plaats van in de WTZi (Wet Toelating Zorginstellingen). In de huidige situatie gaat het er om of de instelling een organisatorisch verband is dat een toelating in de zin van de WTZi heeft. De cliëntenraad dient dan op ‘toelatingsniveau’ te worden ingesteld. Dit resulteert erin dat naar de letter van de wet één cliëntenraad op concernniveau voldoende zou zijn. Dat is volgens de wetgever nooit de bedoeling geweest; de bedoeling was juist op het niveau van de daadwerkelijke zorgverlening medezeggenschap mogelijk te maken. Met het wetsvoorstel wordt de koppeling met de WTZi-toelating losgelaten, waardoor de cliëntenraad kan worden ingesteld op het niveau van de zorgverlening.
- Er dient een cliëntenraad te worden ingesteld bij iedere instelling die ‘in de regel’ door meer dan 10 personen zorg doet verlenen.
Het gaat dan om een totaal van meer dan 10 zorgverleners per instelling. De wetgever geeft toe dat dit “tot op zekere hoogte arbitrair is”, maar zoekt naar een balans tussen het belang van de verplichting van medezeggenschap en het voorkomen van onevenredige administratie en nalevingskosten. Wat ‘in de regel’ is roept wel een aantal vragen op. De memorie van toelichting geeft geen duidelijkheid over hoe om te gaan met parttimers of flexwerkers. De minister heeft aangekondigd dat via een algemene maatregel van bestuur (AMvB) vormen van zorg en categorieën van instellingen kunnen worden uitgesloten van deze verplichting. Welke dat zijn, is vooralsnog niet duidelijk.
- Voor sommige instellingen kan het nodig zijn om meerdere cliëntenraden in te stellen.
Bij instellingen waar langdurige zorg thuis wordt geleverd of instellingen waar cliënten langdurig verblijven is volgens de wetgever verdergaande bescherming nodig. Wanneer er een verzoek van een representatieve vertegenwoordiging van cliënten is om een aanvullende cliëntenraad in te stellen, en dit voorts ‘redelijkerwijs’ van de zorginstelling kan worden verlangd, dan is de zorginstelling hiertoe verplicht. Er kan hierbij gedacht worden aan een aanvullende cliëntenraad per locatie, per doelgroep of per zorgsoort. Deze bepaling laat veel open voor interpretatie. Wat is een ‘representatieve vertegenwoordiging’ van cliënten en wanneer kan het instellen van zo’n raad ‘redelijkerwijs’ van de zorginstelling worden verwacht? De Memorie van Toelichting stelt alleen dat een verzoek onderbouwing behoeft en dat bij onenigheid hierover ieder der partijen zich kan wenden tot de commissie van vertrouwenslieden.
- Het invoeren van directe inspraak in instellingen die erop zijn ingericht cliënten langdurig te laten verblijven.
Dit is een aanvulling op de cliëntenraad. Het gaat om meer informele en ad hoc inspraak van cliënten over aangelegenheden die direct invloed hebben op het dagelijks leven. De organisatie van deze inspraak is vormvrij.
- Er komt structureel toezicht vanuit de IGJ (Inspectie Gezondheid en Jeugd)op het naleven van de wet.
De IGJ zal hier, indien en zodra het wetsvoorstel is aangenomen, een toezichtskader over publiceren. De IGJ onderneemt dan ook actie op meldingen over het niet naleven van de WMCZ, en heeft de mogelijkheid de instelling verbetermaatregelen en zelfs een boete of last onder bestuursdwang/dwangsom op te leggen.
- Het verzwaard adviesrecht wordt vervangen door het instemmingsrecht.
Over sommige onderwerpen heeft de cliëntenraad een verzwaard adviesrecht. Indien het bestuur in dat geval wil afwijken van een advies, kan dit alleen nadat de commissie van vertrouwenslieden heeft besloten dat het bestuur ‘redelijkerwijs’ tot een afwijkend besluit kan komen.
Bij het instemmingsrecht dient de cliëntenraad vooraf in te stemmen met een besluit en kan het bestuur alleen zonder instemming het besluit nemen indien de commissie van vertrouwenslieden vaststelt dat het ‘onredelijk’ is van de cliëntenraad om niet in te stemmen. Dit is een nuanceverschil in de toetsing waarbij het instemmingsrecht de cliëntenraad een sterkere positie geeft.
- De cliëntenraad krijgt, net als de ondernemingsraad, het recht van enquête.
Het recht van enquête maakt het mogelijk gedragingen van het bestuur en het toezichthoudende orgaan door de Ondernemingskamer te laten onderzoeken. Zo’n verzoek kan worden gedaan als er redelijke gronden zijn om te vermoeden dat er sprake is van wanbeleid.
- Plicht tot het “tijdig” vragen van advies.
In het wetsvoorstel is geregeld dat stukken door de zorgaanbieder tijdig moeten worden verstrekt zodat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. Dit is een extra waarborg om te voorkomen dat complexe stukken te laat aan de cliëntenraad worden
verstrekt.
- Ontbinding cliëntenraad
In het wetsvoorstel is het onder zeer strikte voorwaarden mogelijk gemaakt een cliëntenraad te ontbinden die structureel tekortschiet in het vertegenwoordigen van de belangen van de cliënten.
Er wordt wisselend gereageerd op het wetsvoorstel. De Gezamenlijke Organisaties van cliëntenraden zijn blij met een aantal punten uit de wet en pleiten in een brief aan de Tweede Kamer voor een verdere versterking en verankering van de positie van de cliëntenraad, terwijl de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) het standpunt inneemt dat onderdelen uit het wetsvoorstel ‘onevenwichtig’ zijn en leiden tot ‘onnodige juridisering, kosten, procedures en knelpunten in de verantwoordelijkheidsverdeling.’
Of het wetsvoorstel er in de huidige vorm doorheen komt is nog afwachten. Indien dit zo is, zal een grote groep zorgverleners met de medezeggenschap in de praktijk aan de slag moeten.