Recent is weer ophef ontstaan over de wachtlijsten in de GGZ. Als gevolg van de actie van Charlotte, die vanwege de 800 dagen wachttijd demonstratief in de hal van het ministerie van VWS is gaan bivakkeren, is staatssecretaris Paul Blokhuis van plan om actie te ondernemen en voor bepaalde typen zorg zorgverzekeraars en zorginstellingen te dwingen deze cliënten op te nemen. Dat klinkt mooi, maar zoals Johan Cruijff zou zeggen: “Ieder voordeel heb zijn nadeel”.
Schaars goed
De capaciteit in de GGZ is een probleem. Het geven van voorrang aan een bepaald type cliënten heeft het effect van het drukken op een ballon. De behandelaren die zich dan bezig moeten gaan houden met die specifieke categorie cliënten kunnen niet ingezet worden bij andere soorten cliënten en daarmee verschuift de wachtlijst naar een andere groep. Op zich kan dat een goede ontwikkeling zijn als daarmee een specifieke groep cliënten wel geholpen wordt die echt niet langer kan wachten en dit voor de andere groep minder het geval is. Maar het blijft dan wachten tot zich elders een nieuw tekort aandient.
Symptoombestrijding
De thans voorgestelde methodiek om bepaalde groepen cliënten voorrang te geven is symptoombestrijding, het biedt geen echte oplossing. Er dient dieper gekeken te worden naar de oorzaak van de wachtlijsten. Belangrijk daarvoor is het onmiskenbare tekort aan capaciteit. Nu zal dit laatste deels het gevolg zijn van beperkte beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel, maar dit tekort wordt verder in stand gehouden door het gehanteerde vergoedingssysteem. Dit systeem staat het toe dat in een markt waarbij sprake is van tekorten en er wachtlijsten zijn, wordt gewerkt met budgetten zoals omzetplafonds.
Afrekenen op gemiddelde kostprijs werkt wachtlijst in de hand
Daar waar de omzetplafonds zelf tegenwoordig steeds minder problemen voor de (grotere) instellingen opleveren, zorgt een ander criterium wel voor problemen: de gemiddelde kosten per unieke verzekerde (KPUV). Hoewel dit criterium bedoeld zal zijn om te stimuleren doelmatiger te werken, betekent dit in de praktijk dat een instelling er goed op moet letten dat er een gezonde mix is van het aantal verschillende typen cliënten.
Kort samengevat: een instelling die zich focust op vooral zware cliënten loopt uit de pas met zijn gemiddelde kosten en wordt daarvoor gestraft met de verplichting het verschil achteraf terug te betalen. Een instelling zal dit proberen te voorkomen en wordt daarmee genoodzaakt bij haar aannamebeleid voor de cliënten een selectie te maken tussen lichte en zware cliënten. Dit volgt uit de afspraken die gemaakt zijn met de zorgverzekeraar; deze heeft immers bepaald dat de gemiddelde kosten niet te hoog mogen worden. Met dit in het achterhoofd hoef je geen rekenwonder te zijn om te beseffen dat complexere cliënten vaak duurder zijn, met als gevolg dat het mechanisme van de KPUV er voor zorgt dat juist deze groep cliënten (nog) langer zal moeten wachten.
Verplichting tot opname vereist aanpassing bekostiging
Indien daadwerkelijk een verplichting voor instellingen in het leven geroepen wordt om cliënten te accepteren, dan vergt dat ook aanpassingen in de afspraken die gemaakt worden omtrent de bekostiging. Al jarenlang stel ik het hanteren van omzetplafonds en KPUV’s ter discussie in een markt waar sprake is van tekorten en wachtlijsten, omdat daardoor niet geïnvesteerd kan worden in permanente verhoging van de capaciteit om de wachtlijsten terug te dringen, terwijl daarnaast verkeerde prikkels geïntroduceerd worden om niet teveel zwaar complexe cliënten te behandelen.
Indien het een brug te ver is om deze afrekenmethodiek geheel los te laten, dan is tenminste vereist dat voor de door staatssecretaris Blokhuis aan te wijzen categorieën cliënten die verplicht geaccepteerd moeten worden, tevens de verplichting komt voor zorgverzekeraars om deze cliënten buiten de omzetplafonds en KPUV’s te laten vallen.
Op deze wijze wordt het namelijk mogelijk om deze specifieke categorie cliënten te behandelen, zonder dat dit het risico in zich heeft dat de zorginstelling daar achteraf voor wordt gekort. Instellingen die zich op deze categorieën cliënten richten kunnen dan bovendien ook zonder risico investeren in meer capaciteit.
Maatschappelijk debat
Daarnaast is het goed om ook in een breder kader het maatschappelijk debat te voeren over nut en noodzaak van omzetplafonds in een markt met wachtlijsten. Voorts dient stil gestaan te worden bij
de vraag of en in hoeverre het acceptabel is om KPUV-afspraken te maken, nu dit per saldo tot een selectie aan de poort en het voortrekken van een lichtere categorie cliënten zal leiden. De huidige vergoedingsmethodiek in de GGZ noopt instellingen immers tot het voorrang geven aan laag complexe cliënten in gevallen dat ook hoog complexe cliënten behandeld hadden kunnen worden, teneinde zo te voldoen aan contractuele vereisten zoals deze thans door zorgverzekeraars worden gehanteerd. De vraag is of dat, ook maatschappelijk, wenselijk is.
Afschaffen KPUV?
Indachtig de huidige maatschappelijke discussie omtrent de wachtlijsten in de GGZ en de wens om juist zwaardere cliënten sneller te helpen, lijkt de tijd rijp om een afrekening op een gemiddelde prijs (KPUV) te verbieden. Wie omzetplafonds zaait, zal wachtlijsten oogsten. En wie een KPUV hanteert, laat de complexe cliënt op de blaren zitten.
Laten wij hopen dat wij over drie jaar dit artikel kunnen teruglezen en kunnen constateren dat dit verleden tijd is.
“I have a dream…”