Het komt in de zorg regelmatig voor dat een cliënt op een gegeven moment niet meer wilsbekwaam is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan dementerenden of personen die in een coma liggen. Maar hoe wordt nu eigenlijk vastgesteld dat sprake is van wilsonbekwaamheid? En wat betekent dat voor de zorg aan cliënten? Daar gaan wij in dit artikel op in.
Vaststellen wils(on)bekwaamheid
Van wilsonbekwaamheid is sprake als iemand niet meer in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Bijvoorbeeld dat iemand de informatie – over bijvoorbeeld een ziekte of behandeling – niet meer goed begrijpt, de gevolgen van beslissingen niet goed meer kan inzien en dus ook niet goed meer een beslissing kan nemen. Omdat iemand daar niet meer toe in staat is, dient diegene beschermd te worden doordat een vertegenwoordiger in dat geval voor hem beslist. Maar hoe wordt die wilsonbekwaamheid vastgesteld?
Wilsonbekwaamheid dient per situatie beoordeeld en vastgesteld te worden. Het is contextafhankelijk. Zo kan het voorkomen dat iemand nog wel wilsbekwaam is ten aanzien van bepaalde beslissingen, maar bijvoorbeeld niet langer ten aanzien van de medische beslissingen. Het inschatten van wilsonbekwaamheid in de zorg gebeurt in principe door de behandelaar van een cliënt. De wet legt de verantwoordelijkheid van de inschatting of iemand nog wel of niet in staat is zelf te beslissen over een bepaalde zorgbeslissing, bij de zorgverlener. De KNMG heeft in dit kader een stappenplan ontwikkeld, aan de hand waarvan de wils(on)bekwaamheid kan worden beoordeeld en vastgesteld. In het stappenplan wordt onder meer ingegaan op de aanleiding om de wils(on)bekwaamheid te beoordelen en welke vragen de zorgverlener in dit kader kan stellen. In de praktijk wordt er vaak voor gekozen de beoordeling van de wilsonbekwaamheid aan een huisarts, specialist ouderengeneeskunde of psychiater over te laten, vanwege de deskundigheid op dat vlak.
Het beoordelen en vaststellen van de wils(on)bekwaamheid van een cliënt heeft dus wel wat voeten in de aarde en dient op zorgvuldige wijze te gebeuren en door iemand die dat ook kan beoordelen. Uit (tucht)jurisprudentie volgt onder meer dat zichtbaar, toetsbaar en navolgbaar moet zijn op welke wijze een behandelaar deze beoordeling en vaststelling maakt.
Wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging
Het is mogelijk dat een cliënt ten tijde van de beoordeling van de wils(on)bekwaamheid, reeds een vertegenwoordiger heeft. Uit het hiervoor benoemde stappenplan volgt dat dan met de vertegenwoordiger overlegd dient te worden voor aanvullende informatie en relevante context ten aanzien van de situatie van de cliënt. Daarnaast is in het stappenplan beschreven dat de beoordeling van de wils(on)bekwaamheid tevens besproken moet worden met de vertegenwoordiger.
Indien is vastgesteld dat een cliënt wilsonbekwaam is voor een bepaalde beslissing, treedt de vertegenwoordiger van de cliënt op namens de cliënt. Er is sprake van een rangorde ten aanzien van de personen die als vertegenwoordiger optreden. Indien er een wettelijk vertegenwoordiger is, zoals de curator of mentor, is dat het eerste aanspreekpunt. Indien er geen wettelijk vertegenwoordiger is, kan iemand die hiertoe schriftelijk is gemachtigd optreden als vertegenwoordiger. Indien er ook geen schriftelijk gemachtigde is, kan een echtgenoot/geregistreerd partner/ander levensgezel als vertegenwoordiger optreden. Indien een dergelijk persoon er ook niet is of deze rol niet op zich wil nemen, kan een (groot)ouder/kind/broer/zus/kleinkind vertegenwoordiger zijn.
De vertegenwoordiger van de cliënt oefent de rechten en plichten van de cliënt uit ten aanzien van de behandelingsovereenkomst. De (wettelijk) vertegenwoordiger dient de cliënt zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken. De KNMG heeft ook een toelichting gegeven (bijlage 8) op de wijze waarop behandelaren de wilsonbekwame patiënt en/of vertegenwoordiger moeten informeren en om toestemming moeten vragen.
Dwang
Het kan ook voorkomen dat een (wilsonbekwame) cliënt zich verzet tegen zorg of een bepaalde behandeling. In dat geval mag die zorg/behandeling niet zomaar verleend worden. Dat geldt overigens ook voor wilsbekwame cliënten. Er gelden wettelijke kaders voor het verlenen van onvrijwillige zorg: zoals de Wet zorg en dwang (‘Wzd’).
De Wzd geldt voor het inzetten van onvrijwillige zorg bij mensen met een verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening. Zo bevat de Wzd een stappenplan, op basis waarvan onvrijwillige zorg kan worden verleend als aan de voorwaarden wordt voldaan. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op haar website een toelichting gegeven ten aanzien van dit stappenplan.
Soms moet het Wzd-stappenplan ook verplicht worden gevolgd bij wilsonbekwame cliënten, ook al stemt de vertegenwoordiger in met de zorg en de cliënt verzet zich daar niet tegen. Dit is anders dan bij wilsbekwame cliënten (daar is het stappenplan verplicht als de vertegenwoordiger/cliënt zich verzet). Dit geldt bijvoorbeeld voor de beperking van de bewegingsvrijheid en de insluiting van een cliënt.
Daarnaast geldt ten aanzien van wilsonbekwame cliënten in zijn algemeenheid– op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst – dat indien een cliënt zich verzet tegen een ‘verrichting van ingrijpende aard’ waarvoor de (wettelijk) vertegenwoordiger toestemming heeft gegeven, die verrichting enkel uitgevoerd kan worden indien dat kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de cliënt te voorkomen. Dit dient de zorgverlener te beoordelen. De vertegenwoordiger kan dus niet zonder meer zorg/behandeling afdwingen.
Tot slot
Indien een cliënt wilsonbekwaam lijkt te zijn (geworden), is het van belang dat dit op de juiste wijze wordt beoordeeld en vastgelegd. Dat kan in praktijk soms lastig zijn. Het stappenplan van de KNMG kan hierbij helpen. Daarnaast heeft wilsonbekwaamheid gevolgen voor de zorgverlening en dient een vertegenwoordiger betrokken te worden.
Een zorgverlener dient hier dus altijd alert op te blijven en, indien nodig, de benodigde stappen te zetten.