Versoepeling vereisten voor instellen intern toezichthouder?
In de brief van 28 september 2023 staat Minister Helder stil bij meerdere aspecten van de Wtza en de jaarverwantwoording. Daarbij gaat ze ook in op de positie van de intern toezichthouder (zoals een Raad van Commissarissen of een Raad van Toezicht). Wie de eerste alinea’s over dit onderwerp leest, krijgt de indruk dat er een versoepeling komt. Toch volgt er nog geen versoepeling en lijkt er ook geen uitstel te komen om aan de verplichtingen te voldoen. Er komt ogenschijnlijk geen pauzeknop voor het instellen van een intern toezichthouder voor de Wtza voor de relatief kleine zorgaanbieder (>25 zorgverleners). (Zie ook ons artikel over misverstanden over de pauzeknop voor de jaarverantwoording).
Bovenstaande is vreemd, want de Minister lijkt wel de mening te zin toegedaan dat voor kleinere aanbieders het instellen van een driekoppig intern toezichthouder mogelijk niet passend is:
“Tijdens het commissiedebat van 5 juli jl. heb ik aangegeven in mijn brief over de invoeringstoets terug te komen op het onafhankelijk intern toezicht en de vragen die daar spelen. Er zijn signalen uit de eerstelijnszorg, kleinschalige zorg en de invoeringstoets dat deze eis als niet proportioneel wordt ervaren gezien de verhouding tot het aantal zorgverleners. Ook zijn er signalen dat de grens voor de vergunningplicht leidt tot splitsing van organisaties om onder die grens te blijven. Ik heb daar goed naar geluisterd en ben gevoelig voor deze argumenten en wil bezien of het niet beter is de grens hoger te leggen. Waar de grens dan precies moet liggen, daar wil ik nu geen uitspraken over doen, omdat ik dit echt goed wil bekijken met alle voor- en nadelen. Ik zal verkennen hoe het intern toezicht passender en met meer effect ingevuld kan worden.
Met de IGJ en het CIBG ben ik in gesprek over de wijze waarop zorgaanbieders invulling kunnen geven aan de verplichtingen ten aanzien van het onafhankelijk intern toezicht en de ruimte die regelgeving biedt. Ook wil ik met IZA-partijen goede voorbeelden ophalen voor de inrichting van het onafhankelijk intern toezicht. Verder wil ik verkennen of een door de beroepsvereniging erkende accreditatie voor de kleinere organisaties gelijkgesteld kan worden aan de eis van de interne toezichthouder in de Wtza. Dit om beter aan te sluiten bij de bestaande praktijk en het stapelen van toezicht en verantwoorden te voorkomen. De uitkomsten van deze verkenning zal ik u medio volgend jaar sturen.”
Wens / noodzaak tot versoepeling eisen intern toezicht worden onderkend, maar er wordt niets mee gedaan
Menig kleinere zorgaanbieder die net boven de grens van 25 zorgverleners zit en om die reden een interne toezichthouder moet instellen, zal hebben uitgekeken naar dit bericht. Eindelijk lijkt er gehoor te worden gegeven aan de klacht dat de grens van meer dan 25 zorgverleners niet passend is. Teksten waaruit volgt dat gekeken gaat worden of intern toezicht niet passender kan worden ingevuld en of de accreditatie van beroepsvereniging ook afdoende kan zijn, lijkt immers te duiden op een poging tegemoet te komen aan deze klacht.
Bijzonder is het in dat kader dat de Minister de problematiek wel duidt en ogenschijnlijk ook onderkent, maar er vervolgens niets aan doet. Want anders dan voor de jaarverantwoording, komt de Minister niet met een pauzeknop voor de intern toezichthouder. Sterker nog, de Minister zegt feitelijk dat ze voorlopig niets gaat doen.
“Het is niet nodig hier nu gedurende die verkenning wetgeving op aan te passen. Het is gebruikelijk dat implementatie van wetgeving tijd kost, in het bijzonder wetgeving die een gedragsverandering inhoudt. Dat geldt ook voor het inregelen van het intern toezicht. Daar is in de handhaving alle begrip voor. Mede daarom vind ik het belangrijk en gewenst om zorgaanbieders comfort te bieden en tijd te geven om het intern toezicht op een voor hen passende wijze in te richten.”
Hoewel het op zichzelf nog sympathiek klinkt dat er bij de handhaving alle begrip voor zal zijn, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de Minister niet snel handhavend zal optreden tegen partijen die eigenlijk wel een interne toezichthouder zouden moeten hebben op grond van de huidige regeling van de Wtza, maar dat nog niet geregeld hebben / op een andere manier opgelost hebben, is deze mededeling voor hen een de facto lege huls.
Geen oplossing voor de verplichting m.b.t. de intern toezichthouder
In de praktijk heeft een zorgaanbieder niets aan de woorden van de Minister. Zelfs als de mededeling “dat er bij de handhaving alle begrip voor is” gelezen zou kunnen worden als het niet handhavend optreden tegen partijen die het allemaal nog niet goed ingeregeld hebben, biedt dit voor de zorgaanbieders die hiermee te maken hebben geen soelaas. Want wat de Minister niet lijkt mee te nemen in haar afweging, is dat de aanbieder die op grond van de huidige tekst van de wet- en regelgeving ten onrechte geen intern toezichthouder heeft aangesteld, eenvoudigweg geen Wtza-vergunning zal krijgen van het CIBG.
Omdat het voor partijen eenvoudigweg niet mogelijk is een Wtza-vergunning aan te vragen als zij niet de intern toezichthouder ingeregeld hebben als die wel verplicht is gelet op de omvang van de zorgaanbieder, komt het er per saldo op neer dat partijen nu een intern toezichthouder moeten instellen, ook als deze straks overbodig zou zijn indien er later wél een aanpassing van de wetgeving zou komen.
Een kostbare en – als de eisen straks wel zouden worden aangepast – onnodige exercitie. Want niet alleen moet een zorgaanbieder ergens de personen vandaan halen die in staat en bereid zijn als intern toezichthouder te functioneren, de zorgaanbieder zal dit ook moeten verankeren in diens statuten. Aangezien voor de statutaire verankering van de interne toezichthouder in de meeste gevallen een statutenwijziging vereist is, is dat een proces dat niet eenvoudig terug te draaien is. Er komt wel wat meer bij kijken dan 3 personen aanwijzen als intern toezichthouder en dat later, als dat niet langer nodig mocht zijn, terugdraaien. Daarnaast brengt het hebben van een intern toezichthouder vaak ook kosten met zich.
Geen uitstel en later afstel zou een bittere pil zijn
Indien de versoepeling van de eisen er in 2024 alsnog door komt, zou dat zuur zijn voor diegene die veel tijd, geld en energie gestoken hebben in het wijzigen van hun structuur en het vinden van de juiste personen. Zoals het er nu naar uit ziet hebben bestaande zorgaanbieders met meer dan 25 zorgverleners geen keuze, want de kans dat er voor de jaarwisseling een oplossing komt – waarbij deze 25 zorgverlener-grens wordt gewijzigd in een hogere drempel – is gelet op het laatste schrijven van de Minister wel heel erg klein geworden.
Oproep voor een aanvullende pauzeknop
Met dit artikel doen wij een uitdrukkelijke oproep aan de Minister om meer te doen dan te onderzoeken of er aanleiding bestaat om een lagere grens of alternatieven te hanteren voor het instellen van een intern toezichthouder. De Minister zou – gelet op haar eigen bevindingen – totdat het onderzoek is afgerond, er voor moeten zorgen dat er een vrijstelling komt van de verplichting tot het instellen van een intern toezichthouder. Voor o.a. eerstelijns zorgaanbieders zou de Minister dan kunnen organiseren dat er een ontheffing komt van deze verplichting, waarbij de Minister ook het CIBG moet opdragen om in het kader van de vergunningaanvraag van deze zorgaanbieders niet langer te toetsen of een intern toezichthouder op grond van de bestaande wet- en regelgeving noodzakelijk is. Met een dergelijke oplossing, waarbij zorgaanbieders wel alvast de Wtza-vergunning kunnen verkrijgen, zou een grote groep zorgaanbieders uit de brand worden geholpen en zal een forse vermindering van de regeldruk in de zorg worden gerealiseerd. Anders dan de Minister lijkt te suggereren kan daarvoor niet eerst de uitkomst van nader onderzoek worden afgewacht, omdat zorgaanbieders anders al allerlei lastig omkeerbare stappen zouden moeten zetten met impact op hun organisatie die – als de wetgeving relatief snel daadwerkelijk wijzigt –op korte termijn weer teruggedraaid zullen worden. Wij hebben de Minister hier bij brief van 4 oktober 2023 over aangeschreven met het verzoek actie te ondernemen.