In de zorg wordt veel samengewerkt tussen organisaties, bijvoorbeeld om bepaalde multidisciplinaire zorg te leveren, regionaal de krachten te bundelen of samen in te kopen. Niet altijd is duidelijk wanneer dat soort coöperaties en samenwerkingsverbanden worden gezien als ‘zorginstelling’ of ‘zorgaanbieder’ en in hoeverre zij zich moeten houden aan bepaalde wetten of regels, zoals de Wmg, WTZa, Wkkgz of Wmcz 2018.
Wie is de zorgaanbieder
De hierboven genoemde wetten richten zich op de ‘zorgaanbieder’. De zorgaanbieder moet bijvoorbeeld volgens de Wkkgz ‘goede zorg’ aanbieden en een klachtenregeling treffen, en volgens de WTZa kan de zorgaanbieder een vergunningplicht of meldplicht hebben. De zorgaanbieder kan een instelling zijn of een solistisch werkende zorgverlener. Sommige verplichtingen in de wetten gelden alleen voor instellingen, anderen voor zowel instellingen als solistisch werkenden.
Een instelling is volgens de Wmcz en de Wkkgz een rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent of ‘doet verlenen’, een organisatorisch verband van natuurlijk personen die bedrijfsmatig zorg verlenen of ‘doen verlenen’ of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg ‘doet verlenen’. Wat betreft de Wkkgz en de Wmcz is dit de gehele definitie, voor de Wtza geldt in aanvulling hierop dat onderaannemers zijn uitgesloten.
Zorg ‘doen verlenen’
Een ‘instelling’ kan dus een zorgaanbieder zijn, ook als de zorg niet door de instelling zelf wordt verleend. ‘Doen verlenen’ betekent dat de rechtspersoon (of natuurlijke persoon) niet de zorg zelf verleent, maar daar andere personen of entiteiten voor inschakelt (bijvoorbeeld onderaannemers). In de toelichting bij de Wkkgz worden enkele voorbeelden gegeven van een zorgaanbieder die zorg ‘doet verlenen’, zoals de ondernemer die een huisartsenpraktijk heeft ingericht en voor de bezetting daarvan een huisarts in dienst heeft genomen of een ondernemer die een kliniek exploiteert en het werk laat doen door meerdere zelfstandige specialisten.
Een voorbeeld van een samenwerking waarin geen sprake is van zorg doen verlenen is bijvoorbeeld een gezondheidscentrum waar iedere praktijk een eigen praktijkruimte heeft, onderling geen afspraken worden gemaakt over de zorgverlening en iedere praktijk geheel zelfstandig factureert en declareert. Het gezondheidscentrum zal waarschijnlijk geen zorgaanbieder zijn, de zelfstandige praktijken wel.
Het is niet altijd duidelijk wanneer sprake is van een instelling
Voorgaande voorbeelden spreken voor zich. Maar het is lang niet altijd zo duidelijk. Want hoe zit het bijvoorbeeld als een coöperatie een contract sluit met de zorgverzekeraar of gemeente, maar alles laat uitvoeren door de leden en/of onderaannemers, die zelfstandig verantwoordelijk zijn voor de zorg en niets met de coöperatie afstemmen? In dat geval kan het toch zo zijn dat de coöperatie de zorg doet verlenen. Immers; de coöperatie aanvaardt de opdracht tot het verlenen van de zorg richting de financier, maar besteed dit uit aan leden of onderaannemers. De coöperatie is als contractant verantwoordelijk voor die zorg. Een dergelijke coöperatie wordt vaak als een soort inkoopvehikel gezien, waarvan de cliënt (die zorg afneemt bij een lid of onderaannemer) niet altijd beseft dat de coöperatie formeel de zorgaanbieder is. De coöperatie kan ook vallen onder de definitie van zorgaanbieder en daarmee verplicht zijn tot bijvoorbeeld het aanvragen van een Wtza-vergunning of een eigen cliëntenraad, terwijl de leden/onderaannemers deze verplichtingen óók hebben.
Hetzelfde geldt voor regionale samenwerkingsverbanden die bepaalde (keten)prestaties contracteren met verzekeraars. Zij zien zichzelf veelal slechts als een inkooporganisatie, waarbij in hun visie de daadwerkelijke praktijken zorgaanbieder zijn. Maar door het aangaan van een contract kan het samenwerkingsverband formeel zorgaanbieder zijn, ook al heeft de cliënt feitelijk weinig met dit samenwerkingsverband te maken.
Samenwerkende zzp-ers
Ook zzp-ers met eigen cliënten die onderling samenwerken kunnen in sommige gevallen kwalificeren als zorgaanbieder, meer specifiek als ‘organisatorisch verband van natuurlijke personen’ dat zorg verleent. Of dat zo is, zal afhangen van de aard en vorm van de samenwerking. Als de zzp-ers bijvoorbeeld afspraken met elkaar maken over vervanging en planning van de zorg aan dezelfde cliënten, zal er sneller sprake zijn van een organisatorisch verband. Als de ene zzp’er de andere inhuurt, dan is er overigens sprake van zorg ‘doen verlenen’ door een natuurlijke persoon en niet zozeer van een organisatorisch verband.
Opgelet
Let bij een vorm van samenwerking of gezamenlijk inkopen dus altijd goed op of de samenwerkingsvorm een als zorgaanbieder en misschien als instelling kan kwalificeren. Ook een wijziging in de wijze waarop in een samenwerkingsverband wordt samengewerkt kan tot gevolg hebben dat het samenwerkingsverband alsnog als instelling moet worden gezien. De gevolgen daarvan kunnen groot zijn.