De kogel lijkt door de kerk. Het zorgprestatiemodel zal hoogstwaarschijnlijk met ingang van 1 januari 2022 in werking treden in de GGZ. Dat betekent dat de huidige DBC systematiek losgelaten zal worden en plaats zal maken voor een andere productstructuur. Het jaar 2022 klinkt nog ver weg, maar toch zullen op korte termijn de consequenties al merkbaar zijn. Dat heeft niet zo zeer te maken met het zorgprestatiemodel zelf, maar vooral met de wijziging ten opzichte van de huidige systematiek.
Huidige situatie
Op dit moment wordt in de GGZ gewerkt met DBC’s met een lange looptijd waarbij de startdatum van de DBC bepalend is voor tal van factoren. Een van deze factoren is de toerekening van de omzet aan het jaar waarin de DBC is geopend. Dat is ook logisch omdat de kosten verband houdende met de zorg voldaan moeten worden door de zorgverzekeraar waar de verzekerde op de startdatum van de DBC verzekerd was. Dat geldt ook indien een verzekerde eind december van een jaar start met een behandeling en het volgende jaar overstapt naar een andere verzekeraar. In de overeenkomsten die zorgverzekeraars sluiten met zorgaanbieders zijn diverse mechanismes opgenomen die (logischerwijs) uitgaan van de huidige DBC structuur. Denk daarbij aan een omzetplafond en afspraken omtrent een gemiddelde prijs per unieke verzekerde die allen uitgaan van de registratieregels zoals we die kennen in de GGZ. Dat wil zeggen dat de behandeling geopend in december van een jaar ook toegerekend wordt aan het omzetplafond van dat jaar en van invloed is op de eindafrekening gemiddelde kosten per unieke verzekerde van dat jaar. Dit soort afspraken zijn inmiddels gemeengoed geworden in de GGZ en hoewel het vooral in de begin periode erg lastig was om daar goed passende afspraken voor te maken (de gemiddelde prijs per unieke verzekerde en het omzetplafond werden vaak als te laag ervaren), is er in de loop der tijd een situatie ontstaan waarbij voor de instellingen in ieder geval duidelijk was waar zij aan toe waren. Bovendien waren zorgaanbieders – naarmate zij meer inzicht kregen in de opbouw van de omzet – steeds meer in de gelegenheid om op deze afspraken te sturen en tijdig aan de bel te trekken als er omstandigheden voordeden waardoor de afspraak niet haalbaar bleek.
Invloed van het zorgprestatiemodel
Door het zorgprestatiemodel zal daar voor 2021 verandering in komen. Dat heeft te maken met de wijziging in de bekostigingssystematiek en de (voorgenomen) harde sluitingsdatum van DBC op 31 december 2021. Per saldo betekent dit dat de trajecten die gestart zijn in 2020 en afgerond worden in 2021 qua omzet en gemiddelde prijs, gewoon zullen worden toegerekend naar de afspraken die over 2020 zijn gemaakt. Voor trajecten die gestart zijn in 2021 geldt hetzelfde, echter voor zover deze trajecten normaal gesproken zouden doorlopen in 2022 is dat niet langer het geval. Dit heeft tot gevolg dat er een verschuiving plaatsvindt in de parameters waar instelling mee hebben leren rekenen in het kader van de contractering. Door de harde sluitingsdatum zal immers een groot deel van de omzet die gerealiseerd zou zijn voor DBC’s gestart in 2021 niet langer aan 2021 worden toegerekend. Dit zal naar verwachting leiden tot een lagere omzet voor 2021. Onduidelijk is of en zo ja hoe verzekeraars de afspraken op zullen aapassen. Daarnaast zal door de minutensystematiek ook sprake zijn van kortere en daarmee goedkopere trajecten. Immers trajecten die normaal gesproken een looptijd zouden hebben van 1 jaar en gestart zijn op 1 juli en zullen nu na een half jaar moeten worden afgesloten en (vermoedelijk) afgerekend tegen de waarde die past bij een traject met een duur van een half jaar. Dit kan leiden tot een lagere gemiddelde prijs per unieke verzekerde.
Deze effecten zullen zich aandoen in 2021 en daarmee mogelijk verdisconteerd worden in de contractering voor het jaar 2021. Het zorgprestatiemodel werpt hier dus zijn schaduw vooruit. Wat de exacte effecten hiervan zullen zijn is nog onbekend. Het is daarom ook erg lastig om een reëel inschatting te maken van het omzetplafond of andere afrekensystematieken terwijl de contractering 2021 al wel gaande is. .Als je daarbij optelt dat de consequenties van de COVID-19 uitbraak en de compensatiemaatregelen ook voor forse onzekerheden zorgen, moge duidelijk zijn dat alertheid bij de contractering 2021 op zijn plaats is. Door de vele onzekerheden moet de zorgaanbieder waakzaam zijn voor het maken van afspraken waar hij achteraf bezien niet aan kan voldoen door de (nog) wijzigende omstandigheden. Instellingen staan daarmee voor de contractering 2021 een bijzondere uitdaging te wachten, waarbij rekening gehouden moet worden met bijzonder veel parameters. Zij doen er verstandig aan hier goed mee om te gaan en het contract te voorzien van hardheidsclausules. Als een overeenkomst wordt aangegaan met condities die de instelling achteraf bezien niet kan waarmaken, dan bestaat er een gerede kans dat de instelling daar op wordt afgerekend.
Dus bezint eer ge begint.