Toestemming van gescheiden ouders bij minderjarige cliënten

10 januari 2024

Hoe ga je als zorgverlener om met gescheiden ouders van een minderjarige cliënt? Moet je altijd toestemming vragen aan beide ouders, ook (of misschien juist) als deze gescheiden zijn? En wat als de ouder(s) het niet met elkaar eens worden? In dit artikel wordt ingegaan op deze vragen. Dit artikel geeft een nadere duiding van dit thema, maar is niet allesomvattend. Zo wordt besproken wat gezag is, wie toestemming moet(en) geven voor de medische behandeling van minderjarigen en aan wie toestemming gevraagd moet worden als een minderjarige gescheiden ouders heeft. Dit artikel gaat over de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Over de situatie als sprake is van jeugdhulp, hebben wij een afzonderlijk artikel geschreven.

Hoe is het gezag geregeld?

Minderjarigen staan onder gezag. Gezag is de juridische term voor het mogen nemen van beslissingen over een minderjarige. Het gezag ligt vaak bij de ouder(s) van de minderjarige (dan heet het ouderlijk gezag), maar dat is niet altijd het geval. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat ouders niet getrouwd zijn en de vader van de minderjarige het gezag niet heeft verkregen. Ook kan de minderjarige een voogd hebben. Voogdij is gezag dat wordt uitgeoefend door een ander dan de ouder(s). Er kan bijvoorbeeld een voogd worden aangewezen als de ouders van de minderjarige overleden zijn of als de ouders het gezag niet kunnen uitoefenen.

Wie moet toestemming geven voor de behandeling?

Het antwoord op de vraag wie in een specifiek geval toestemming moet geven voor de behandeling van een minderjarige, is eerst afhankelijk van de vraag hoe oud de minderjarige is. In de WGBO is bepaald dat minderjarigen vanaf zestien jaar zelf mogen beslissen over hun medische zaken. Degene(n) met gezag, hebben dan niets meer te zeggen over medische aangelegenheden, tenzij de 16-jarige zelf niet wilsbekwaam is. Voor de behandeling van een minderjarige die jonger is dan twaalf jaar, is toestemming nodig van degenen die gezag over het kind hebben. Het is denkbaar dat dit gezag bij de twee ouders ligt, maar dat hoeft – zoals hierboven uiteengezet – niet altijd zo te zijn. Voor minderjarigen vanaf twaalf tot en met vijftien jaar geldt dat voor een medische behandeling zowel toestemming nodig is van de gezagdrager(s) als van de minderjarige zelf. Ook hierop gelden een aantal uitzonderingen, die worden hierna besproken.

Wanneer hoeft geen toestemming gevraagd te worden voor een behandeling?

Voor minderjarigen tot en met vijftien jaar geldt in beginsel dat de beide gezagdragers (als dit er twee zijn) toestemming dienen te geven voor een behandeling. Er zijn echter situaties denkbaar waarin van zorgverleners niet gevergd kan worden dat zij toestemming vragen aan beide gezagdragers, of waarin dit niet nodig wordt geacht.

De eerste situatie waarin geen toestemming gevraagd hoeft te worden aan beide gezagdragers, is in het geval sprake is van een acute situatie. Het gaat dan om situaties waarin de toestemming van de ouder(s) niet kan worden afgewacht, omdat direct medisch ingrijpen nodig is om ernstig nadeel voor het kind te voorkomen. Daarnaast zijn er situaties waarin de zorgverlener toestemming van een van de gezagdragers mag veronderstellen.

Veronderstelde toestemming: ook bij scheiding?

Als een minderjarige twee ouders heeft die gezag hebben, maar slechts een van deze ouders op het spreekuur verschijnt en instemt met de behandeling, mag de zorgverlener er in beginsel vanuit gaan dat de andere ouder met gezag daar ook mee instemt. Dat is de veronderstelde toestemming. Deze veronderstelde toestemming geldt niet voor behandelingen die (i) ingrijpend, (ii) medisch niet-noodzakelijk of (iii) medisch ongebruikelijk zijn: dan is toestemming van beide gezagdragers nodig.

Van deze veronderstelde toestemming mag tevens niet worden uitgegaan als de zorgverlener aanwijzingen heeft dat de niet-aanwezige ouder een andere mening heeft over de behandeling. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit mededelingen van de ouder, de houding van de aanwezige ouder, verklaringen van de minderjarige et cetera.

Dit geldt ook in de situatie waarin de ouders gescheiden zijn, omdat ouders met elkaar moeten overleggen. Als dat niet lukt, is het in beginsel aan de ouders zelf om daarover contact te zoeken met de zorgverlener. Hier is enige nuance alleen wel op zijn plaats, omdat toestemming niet verondersteld mag worden als de zorgverlener aanwijzingen heeft dat de niet-aanwezige ouder een andere mening heeft over de behandeling. Als dat het geval is, is ook – en misschien júist bij gescheiden ouders – expliciete toestemming van beide ouders vereist.

Hoe om te gaan met ruziënde ouders na een scheiding?

Als aanwijzingen bestaan dat ouders het niet eens zullen worden over de behandeling van hun kind, rijst de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan. Toestemming kan dan immers niet zonder meer verondersteld worden. Zorgverleners doen er dan verstandig aan om met beide ouders afspraken te maken over de behandeling. Het is denkbaar dat ouders hierover afspraken hebben gemaakt samen, bijvoorbeeld in het ouderschapsplan. Daar kan naar gevraagd worden, maar de verantwoordelijkheid om te overleggen en tot consensus te komen ligt in principe bij de ouders zelf – en niet bij de zorgverlener. Als ouders er niet uitkomen en een onwerkbare situatie ontstaat, kan de zorgverlener ervoor kiezen om bij bepaalde beslissingen uit te gaan van de ouder die aanwezig is bij de spreekuren. Dat dient in het geval van ruziënde ouders wel duidelijk gecommuniceerd te worden aan de andere ouder, en dit kan niet bij ingrijpende of medische niet-noodzakelijke behandelingen.

Voorbeelden in de praktijk

In de KNMG-wegwijzer ‘Toestemming en informatie bij behandeling van minderjarigen’ uit 2019, wordt een aantal voorbeelden genoemd van praktijkdilemma’s waar zorgverleners bij gescheiden ouders mee te maken kunnen krijgen. Zo wordt bijvoorbeeld de situatie besproken waarin een 10-jarige cliënt wiens ouders in vechtscheiding liggen, een acute oorontsteking heeft. De vraag die rijst is of een antibioticakuur mag worden voorgeschreven zonder de vader daarover te spreken. Dit is een situatie waarin de zorgverlener zich zou kunnen beroepen op het goed hulpverlenerschap, zodat hij in deze (acute) situatie kan handelen zonder toestemming van beide ouders, terwijl deze eigenlijk wel vereist is.

Een ander voorbeeld dat genoemd wordt in de eerder aangehaalde KNMG-wegwijzer, is de situatie waarin een gescheiden moeder verzoekt om delen uit het medisch dossier van haar 4-jarige dochter te vernietigen. Omdat het hier een verstrekkend verzoek betreft en bekend is dat de ouders van het 4-jarige meisje gescheiden zijn, is het in deze situatie raadzaam om toestemming van beide ouders te vragen – en toestemming dus niet te veronderstellen.

Conclusie

Voor behandeling van minderjarigen is vaak toestemming nodig van beide gezagdragers. In bepaalde situaties mag de toestemming van een van de ouders met gezag verondersteld worden, ook als de ouders gescheiden zijn. Dat is anders als duidelijk is dat de ouders het vaak niet met elkaar eens zijn, of op andere manieren indicaties bestaan dat de niet-aanwezige ouder geen toestemming geeft voor de behandeling. In dat geval kan de behandeling soms alsnog worden doorgezet. Tot slot geldt immers dat het belang van het kind altijd voorop dient te staan.

Deel dit verhaal:

Heeft u vragen over dit onderwerp?

Neem dan contact met ons op via:

030-2332218
post@eldermans-geerts.nl

Belangrijk zorgnieuws ontvangen?

Meld u nu aan voor de nieuwsbrief met juridisch nieuws over de zorg.
Aanmelden
  • Meld u nu aan voor onze nieuwsbrief!
    Wilt u op de hoogte worden gehouden van de laatste ontwikkelingen en veranderingen op juridisch gebied? Via onze nieuwsbrief krijgt u automatisch de laatste nieuwtjes via de e-mail toegestuurd.
  • Inschrijven nieuwsbrief