Het sociaal domein wordt vormgegeven door verschillende wetten, onder andere de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Jeugdwet. Door de vergrijzing in Nederland en het beleid van de overheid om mensen zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen groeit de vraag naar zorg vanuit het sociale domein. Het gevolg is dat wet- en regelgeving ten aanzien van het sociale domein ook groeit en dat aanbieders van Wmo-zorg en Jeugdzorg geconfronteerd worden met complexe wetten en regels wat betreft hun zorgdomein.
Juridische ontwikkelingen in het sociaal domein
Het sociaal domein heeft de afgelopen jaren een aantal belangrijke juridische ontwikkelingen doorgemaakt. Zo heeft onder meer de invoering en toepassing van de AMvB reële kostprijs de nodige vragen opgeworpen en leidt het geïntensiveerde toezicht door gemeenten op de kwaliteit van zorg en besteding van gelden tot nieuwe inzichten in de positie van aanbieders. Ook het onderscheid tussen pgb-aanbieders en aanbieders die zorg in natura leveren lijkt van invloed te zijn op deze vragen en ontwikkelingen. Een ander veelbesproken thema betreft de grijze gebieden in de zorgdomeinen: tot welk domein hoort een bepaald soort zorg? De afbakening van de domeinen kan ieder jaar wijzigen en kan per cliënt verschillen. Ook zorgt het contracteringsproces met de gemeenten bij aanbieders voor vele, vaak juridische, vraagstukken.
De advocaten en juristen van Eldermans|Geerts zijn gespecialiseerd in het sociaal domein en kunnen zorgaanbieders die zorg verlenen in het sociaal domein ondersteunen en begeleiden. Indien u vragen heeft, neem dan gerust contact met ons op.
Op deze pagina gaan wij nader in op de volgende zaken:
Wmo
De gemeente (meer specifiek het college van Burgemeester en Wethouders (B&W)) is op grond van de Wmo verplicht om ondersteuning te bieden aan inwoners die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Het doel van de Wmo is om het mogelijk te maken dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Bij Wmo-voorzieningen kunt u bijvoorbeeld denken aan huishoudelijke zorg, dagbesteding, begeleiding, maaltijdservice en aanpassingen in de woning. De afbakening tussen de Wmo, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg is niet altijd even makkelijk te duiden. Zeker niet omdat er jaarlijks wijzigingen plaatsvinden waardoor de afbakening van de domeinen telkens wijzigt.
Jeugd
Naast ondersteuning ten aanzien van de zelfredzaamheid is het college van B&W sinds 2015 ook verantwoordelijk voor de jeugdzorg binnen haar gemeente. Gezinnen met kinderen tot 18 jaar kunnen op grond van de Jeugdwet aanspraak maken op jeugdzorg. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan begeleiding thuis bij opvoedproblemen, pleegzorg, opname in een jeugdinstelling en jeugdpsychiatrie. De gemeente verlangt bij contractering met aanbieders steeds vaker van de aanbieder dat er minimaal één zorgverlener geregistreerd is in het beroepsregister van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Welke gevolgen een registratie bij het SKJ voor de zorgverlener kan hebben is niet altijd even duidelijk. Ook is het vaak niet duidelijk of het hebben van een SKJ-medewerker een strikte eis is of dat hier in bepaalde gevallen van kan worden afgezien. Ook kan de contractering met de gemeente moeizaam en onduidelijk verlopen.
In deze e-learning gaan wij in op het sociaal domein, in het bijzonder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Wet Publieke Gezondheid. |
Reële prijzen
Wmo
De gemeente is verplicht om voor de Wmo-levering een reële prijs op basis van de relevante kostprijselementen vast te stellen en deze met het oog op de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening als ondergrens te hanteren bij aanbestedingsprocedures. De algemene maatregel van bestuur (AMvB) die in dit kader is vastgesteld noemt een aantal kostprijselementen waar de gemeente rekening mee dient te houden bij het vaststellen van een reële prijs. Ondanks deze regeling blijkt uit de praktijk dat de redelijkheid van door gemeenten gehanteerde tarieven vaak ter discussie staat. Met name over de wijze waarop de tarieven zijn opgebouwd en hoe hoog componenten zoals overhead, vergoedingen voor non-productieve uren, etc. worden geconstrueerd. Daarnaast zien wij geregeld discussie ontstaan over de (wijze van) indexering van tarieven gedurende de looptijd van overeenkomsten.
Jeugdwet
Ook in de jeugdzorg bestaat discussie tussen zorgaanbieders en gemeenten over het vaststellen van reële prijzen. Gemeenten zijn gefocust om de jeugdzorg efficiënter en effectiever te maken. Om dit te bereiken kijken gemeenten kritisch naar de tarieven voor jeugdzorg. Hierdoor hebben gemeenten soms onvoldoende oog voor de belangen van aanbieders van jeugdzorg. Het gevolg hiervan is dat tarieven door zorgaanbieders veelal niet als kostendekkend worden beschouwd. Op grond van de Jeugdwet dienen gemeenten een goede verhouding te waarborgen tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat gemeenten ten minste een inschatting dienen te maken van een reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Welke invloeden daarbij worden meegewogen, is ter beoordeling aan de gemeenten. Dat gemeenten niet altijd op de juiste wijze toepassing geven aan deze beoordeling blijkt uit de rechtspraak. Zo moest een aantal gemeenten, waaronder de gemeenten Alkmaar, Tilburg en Den Haag, van de voorzieningenrechter opnieuw kijken naar de tarieven voor de inkoop van de jeugdhulp. Hieruit volgt dat aanbieders kritisch moeten zijn en blijven op de wijze waarop gemeenten tarieven voor door deze aanbieders te leveren zorg vaststellen.
Inkoop sociaal domein
Gemeenten zijn aanbestedingsplichtig, dat betekent dat de inkoop van Wmo- en Jeugdzorg in veel gevallen middels aanbestedingen verloopt. De contractering tussen de gemeente en de aanbieders verloopt dan volgens de procedure en de regels van de Aanbestedingswet 2012. Gemeenten dienen zich daarbij te houden aan de beginselen van het aanbestedingsrecht en alle relevante wet- en regelgeving. Voor zorgaanbieders die zich inschrijven bij een aanbesteding is het lastig om te beoordelen of de gemeenten de aanbesteding wel conform de wet- en regelgeving inricht. Daarnaast kan het voor zorgaanbieders lastig zijn om te beoordelen in hoeverre zij voldoen aan de gestelde eisen van de gemeente. Ook is het soms de vraag of door de gemeente gestelde eisen wel redelijk zijn en objectief. Het kan voorkomen dat aanbestedingsstukken van de zorgaanbieder volgens de gemeente niet op orde zijn en de zorgaanbieder de opdracht misloopt. Dit hangt samen met het rigide systeem van aanbestedingen en het is van belang om uitsluiting om deze redenen te voorkomen.
In praktijk komt het ook voor dat gemeenten die contracten wensen te sluiten met zorgaanbieders op voorhand geen selectie willen maken. In die gevallen kunnen gemeenten voorwaarden kenbaar maken, waarna partijen die aan deze voorwaarden voldaan worden gecontracteerd: het zogenoemde open house model. Toetreding door deze zorgaanbieders is op ieder moment mogelijk en in beginsel hebben zij allemaal zonder onderscheid het recht om de taken uit te voeren die de gemeente in wenst te kopen. De inwoner bepaalt dan zelf naar welke zorgaanbieder hij gaat.
Dit open house model is een wat bijzondere constructie omdat gemeenten hiermee buiten de aanbestedingsregels om, toch (privaatrechtelijk) kunnen contracteren met zorgaanbieders. Van belang is dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen, waaronder begrepen het non-discriminatiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het transparantiebeginsel van toepassing zijn op open house procedures. Daarmee kan de zorgaanbieder, die bijvoorbeeld van mening is dat hij niet gelijk wordt behandeld door de gemeente in het kader van de contractering, tegen de handelwijze van de gemeente bezwaar maken.
De specialisten van Eldermans|Geerts begeleiden zorgaanbieders onder meer bij de beoordeling van de criteria ten aanzien van de selectie, gunning en uitsluitingsronden, bij de beoordeling van het naleven door gemeenten van de Aanbestedingswet 2012 en andere relevante wetten en regels en bij advisering omtrent het mislopen van opdrachten en het desnoods maken van bezwaar middels een procedure.
Toezicht en handhaving
Zorgaanbieders in het sociaal domein worden steeds meer geconfronteerd met externe toezichthouders, die controles uitvoeren op rechtmatigheid van de zorg en kwaliteit van de zorg. Als gevolg van een brief van de Minister van VWS hebben gemeenten het toezicht op zorgaanbieders geïntensiveerd. Bovendien wordt vanuit de landelijke en gemeentelijke politiek aangestuurd op meer openbaarheid van bij zorgaanbieders uitgevoerde onderzoeken (‘naming and shaming’), een verhoging van de intensiteit en het niveau van controles door gemeenten en gemeentelijke onderzoeken naar de besteding van gelden in het sociaal domein. Het toezicht in het sociaal domein is aldus in beweging.
Rechtmatigheidstoezicht: de gemeente
Het toezicht op de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet ligt bij de gemeente, voor zover het gaat om de rechtmatigheid van de verleende zorg. Naast haar rol als uitvoerder van de Wmo en de Jeugdwet vervult de gemeente dus ook een rol als toezichthouder van deze wetten.
Kwaliteitstoezicht: gemeente (Wmo) en Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (Jeugdwet)
Het kwaliteitstoezicht is voor wat betreft de uitvoering van de Wmo door de gemeenten veelal belegd bij de lokale GGD en wat betreft de uitvoering van de Jeugdwet belegd bij de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Bevoegdheden toezichthouders
Door de intensivering van het toezicht in het sociaal domein is gebleken dat een grotere inzet van toezichtsbevoegdheden door of namens gemeenten wordt toegepast. Denk daarbij aan het betreden van plaatsen door toezichthouders, het inzien van documenten en (zorg)dossiers, het vorderen van inlichtingen en het maken van kopieën van belangrijke informatie.
Deze toezichtsbevoegdheden mogen niet zomaar en niet door iedereen worden toegepast. Zo dienen deze bevoegdheden proportioneel te worden toegepast en uitsluitend indien deze bevoegdheden voor de controle noodzakelijk zijn. Zo kan een toezichthouder uitsluitend patiëntendossiers inzien zonder toestemming van de patiënt, indien dat voor de controle noodzakelijk is en de informatie die de betreffende toezichthouders verlangen niet op een andere, minder belastende manier kan worden verkregen. Daarnaast blijkt in de praktijk dat controles worden uitgevoerd door personen die daartoe niet bevoegd zijn en bijvoorbeeld niet als toezichthouder zijn aangewezen.