Wetswijziging van de Wkkgz: medezeggenschap van zorgverleners wettelijk geregeld
Inleiding
De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) schept verplichtingen voor zorgaanbieders op het gebied van kwaliteit van zorg en omgang met klachten van cliënten. Op 1 juli 2023 is artikel 3 van de Wkkgz gewijzigd en dat is relevant voor veel zorgaanbieders. In dit artikel gaan wij daar op in.
Wat is de wijziging?
Artikel 3 van de Wkkgz gaat over de kwaliteit van zorg. Daaraan is nu toegevoegd dat zorginstellingen de zorgverleners in de gelegenheid moeten stellen om invloed uit te oefenen op het beleid. Uit de toelichting bij de wetswijziging blijkt dat het gaat om invloed op zowel het primaire proces van zorgverlening als het zorginhoudelijk beleid van zorgorganisaties.
Het doel van deze wetswijziging is om op deze manier de kwaliteit van zorg te verbeteren. Aangegeven is dat door het actief betrekken van zorgverleners bij het beleid en management op alle niveaus binnen zorginstellingen, zij de mogelijkheid krijgen om mee te denken over de zorgverlening van de organisatie, wat volgens de wetgever de kwaliteit van de zorg ten goede zal komen. In de toelichting is verder aangegeven dat deze invloed in verschillende zorgsoorten al goed van de grond komt, maar noemt voornamelijk verpleegkundigen en verzorgden waarbij de invloed nog beter geregeld kan worden. In de wetswijziging is dit niet terug te zien: daar staat dat dit geldt voor alle zorgverleners die werkzaam zijn voor zorginstellingen die onder de Wkkgz vallen.
Invloed op beleid en primaire proces
Er zijn verschillende manieren om invloed op het zorginhoudelijk beleid en het primaire proces te bewerkstelligen. De wetgever heeft ervoor gekozen dit vast te leggen binnen een open norm: “zorgverleners moeten invloed hebben op het primaire proces van zorgverlening en zorginhoudelijk beleid van organisaties”. De zorginstelling is dus vrij dit (in)formeel op eigen wijze te organiseren.
Concreet houdt het in dat een organisatie niet voldoet aan het criterium ‘goede zorg’ indien zorgverleners niet of te laat betrokken worden bij het opstellen van het beleid of het primaire werkproces.
Als voorbeeld van invloed op het primaire proces, wordt binnen de Memorie van Toelichting genoemd dat de zorgverleners met de leidinggevende moeten kunnen afstemmen hoe zij bijvoorbeeld de ronde in het ziekenhuis of in de wijk willen lopen. Uiteindelijk weten de verpleegkundigen vanuit hun professionele ervaring op welke manier en op welk moment het het beste werkt.
Daarnaast wordt als voorbeeld gegeven dat zorgverleners invloed moeten kunnen hebben op beleidskeuzes zoals het aanschaffen van bepaalde nieuwe bedden. De bestuurder moet een zorgverlener in eerste instantie de mogelijkheid geven hierover mee te praten, gezien de professionele zorginhoudelijke kennis die hij/zij heeft.
Hoe moet deze invloed concreet worden vormgegeven?
De wetswijziging geeft geen verplichting om de invloed van zorgverleners op een bepaalde manier te regelen, zoals bijvoorbeeld wel juridisch is vastgelegd voor de medezeggenschap van cliënten via de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018. Dit laat de wetgever aan de praktijk in het geval van invloed van zorgverleners.
In de toelichting bij de wetswijziging is aangegeven dat er gekozen kan worden voor een adviesraad van zorgverleners. Dat betreft dan een groep van zorgverleners die als gesprekspartner optreedt.
Daarnaast kan ook gedacht worden aan een CNO (chief nursing officer) of een verpleegkundig directeur. Of het opnemen van een zorgverlener in de raad van bestuur.
Wel wordt aangegeven dat het niet alleen de bedoeling is dit formeel te regelen, maar ook dat het praktijk is dat zorgverleners van zich laten horen en dat leidinggevenden zullen luisteren.
Ook van toepassing op kleine zorgorganisaties?
Artikel 3 lid 2 Wkkgz richt zich op zorginstellingen, dus niet op solisten. Bij solistisch werkend zorgverleners wordt ervan uitgegaan dat zij al hun eigen beleid bepalen.
Verder maakt dit artikel geen onderscheid tussen grote of kleine zorginstellingen. Wel wordt aangegeven dat overlegstructuren, zoals een CNO of een adviesraad wellicht minder passend zijn. Mede hierom heeft de wetgever gekozen voor een open norm. Binnen kleine organisaties vindt er vaak op informele wijze al afstemming plaats over de wijze van zorgverlening en het zorginhoudelijk beleid. Dit is door de open norm dus ook mogelijk.
Toezicht en handhaving
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gaat toezien op deze vorm van invloed. Werkgevers zijn met deze wetswijziging verplicht om invloed van zorgverleners binnen hun organisaties op het beleid en de wijze van zorgverlening een plek te geven. Aangegeven wordt dat IGJ tijdens de jaarlijkse kwaliteitsgesprekken met zorginstellingen de werkgever en de zorgverleners kan bevragen over de wijze waarop invloed van zorgverleners binnen de organisatie geborgd is.
Conclusie
Zorginstellingen zullen aan de slag moeten met deze wetswijziging van artikel 3 van de Wkkgz, voor zover de invloed van zorgverleners nog niet (voldoende) geregeld is. De invulling van de invloed is aan de zorginstellingen gelaten door de wetgever, dus dit geeft veel vrijheid om te bekijken welke vorm van invloed binnen de eigen organisatie past. Het is aan de zorginstellingen om te zorgen dat deze invloed ook daadwerkelijk kan plaatsvinden, omdat anders het risico bestaat dat de zorgorganisatie geen zorg levert die kwalificeert als ‘goede zorg’ onder de Wkkgz.
Zoals aangegeven is deze wetswijziging inwerking getreden op 1 juli 2023. Voor vragen over hoe deze vorm van medezeggenschap binnen uw zorgorganisatie het beste vorm kan worden gegeven, kunt u contact met ons opnemen.